06.09.2013 Views

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

Download In de ogen van Lucebert (450 kB; PDF) - Robert Proost

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>In</strong> <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> <strong>van</strong> <strong>Lucebert</strong> – <strong>Robert</strong> <strong>Proost</strong><br />

die – hoe vervreem<strong>de</strong>nd dan ook – <strong>de</strong> lezer een tafereel voor <strong>de</strong> <strong>ogen</strong> schept. De verle<strong>de</strong>n tijd<br />

in <strong>de</strong>ze strofe versterkt dit gevoel <strong>van</strong> exposé, alsof <strong>de</strong> dichter eerst een situatie weer wil<br />

geven, waaruit <strong>de</strong> rest <strong>van</strong> het gedicht voortkomt. Dit stemt overeen met het veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong><br />

scheppen <strong>van</strong> een innerlijk landschap, in overeenstemming met Oegema die opmerkt dat in<br />

veel <strong>van</strong> <strong>Lucebert</strong>s gedichten een innerlijk landschap ter <strong>de</strong>cor voor een mystieke reis wordt<br />

opgetrokken 62 . De strofe eindigt in het nu, in <strong>de</strong> huidige situatie waarin een ‘ik’<br />

geïntroduceerd wordt. Hij schept een contrast met <strong>de</strong> regels ervoor door zijn situatie met<br />

‘maar’ aan te dui<strong>de</strong>n. Deze ‘ik’ laat <strong>de</strong> lezer <strong>van</strong>af <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> strofe zien dat zijn perspectief<br />

<strong>van</strong> zijn huidige bestaan een stuk beperkter is dan <strong>de</strong> haast mythologische beschrijvingen <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re subjecten. De ‘ik’ bevindt zich – en met hem <strong>de</strong> lezer – in een<br />

dui<strong>de</strong>lijk beperkte ruimte, in een ‘intieme bloem’, ‘mijn rond en dicht heelal een graf’<br />

(cursivering door mij), waarin geen plek lijkt te zijn voor ‘stieren achter duiven aan’, zoals in<br />

<strong>de</strong> eerste strofe, waar ook een afstand wordt gekenschetst tussen aar<strong>de</strong> en zon. Ook <strong>de</strong> laatste<br />

strofe benadrukt <strong>de</strong> beperktheid <strong>van</strong> ruimte: ‘het wordt mij hier te klein / in dit benauw<strong>de</strong> rijk<br />

tussen kroonbla<strong>de</strong>ren’. <strong>In</strong> het gedicht zelf is dus een val te herkennen <strong>van</strong> een hogere staat, die<br />

alle ruimte biedt en ongebon<strong>de</strong>n is, naar een lagere staat, waarin <strong>de</strong> dichter opgesloten zit in<br />

een fysiek lichaam. Dit lichaam is geplaatst in een wereld die zich om hem heen voltrekt,<br />

zoals het heelal rond is waarbinnen hij zich bevindt. Of zoals Merleau-Ponty <strong>de</strong> ruimte<br />

typeert: ‘De ruimte is niet langer die waar<strong>van</strong> Dioptrique spreekt, een netwerk <strong>van</strong> relaties<br />

tussen objecten, zoals een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> getuige <strong>van</strong> mijn zien haar zou waarnemen, of een<br />

meetkundige die haar reconstrueert en overziet. Ze is veeleer een ruimte die <strong>van</strong>uit mij als<br />

oorsprong of nulpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> ruimtelijkheid wordt beschouwd. Ik zie haar niet volgens haar<br />

uitwendige omhulsel, maar ik leef haar <strong>van</strong>binnen, ik ben erin omvat.’ 63<br />

<strong>In</strong> <strong>de</strong> titel <strong>van</strong> het eerste gedicht wordt er al gezien. Het is hier echter maar <strong>de</strong> vraag hoe<br />

letterlijk dit ‘zien’ beschouwd dient te wor<strong>de</strong>n. De ‘ik’ ziet zichzelf als bloem, hij kijkt naar<br />

zichzelf en stelt zichzelf gelijk met een bloem. <strong>In</strong> een <strong>de</strong>rgelijke vergelijking betekent ‘zien’<br />

meestal ‘opvatten’ en staat het los <strong>van</strong> een zintuiglijke ervaring. Een an<strong>de</strong>re manier om <strong>de</strong>ze<br />

titel te interpreteren is door <strong>de</strong> ‘ik’ a priori al gelijk te stellen aan ‘bloem’. <strong>In</strong> dat geval ziet <strong>de</strong><br />

‘ik’, die als een bloem is, zichzelf. Of an<strong>de</strong>rs geformuleerd: ‘Bloem zijn<strong>de</strong>, zie ik mijzelf’ of<br />

‘Ik zie, als bloem, mijzelf’. <strong>In</strong> dat geval gaat <strong>de</strong> vergelijking en <strong>de</strong> voor <strong>de</strong> hand liggen<strong>de</strong><br />

62 Oegema, Jan (1999) <strong>Lucebert</strong>, mysticus. Nijmegen: Vantilt. p.52<br />

63 Merleau-Ponty, Maurice (1996) Oog en geest. Baarn: Ambo. p.53<br />

61

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!