Thema nr 2 2024 - Instondo
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
ema Th
24
2-24
Financiering
ema Thema Thema
te houden en dus actief te gaan werven (eventueel in het
nadeel van opleidingen van andere instellingen). Er is naar
eigen zeggen druk op met name de brede hogescholen in
een krimpregio om hun infrastructuur van onderwijs en
onderzoek te kunnen borgen. Ditzelfde geldt voor kleine
landelijke opleidingen en instellingen breder – ook buiten
krimpregio’s – in het hoger onderwijs. De hogescholen
in krimpregio’s zien de instandhouding van onderwijs en
onderzoek op korte of middellange termijn als een existentieel
vraagstuk en beschouwen het verhogen van de vaste
voet als een oplossing.
Een landelijke wijziging in de verhouding vast-variabel raakt
de instellingen uiteraard wel. Zo kan een te grote variabele
financiering en daarmee een grotere onvoorspelbaarheid
leiden tot een conservatievere planning van langetermijninvesteringen
en vraagstukken rondom het behoud van
infrastructuur. Een te hoog aandeel vaste financiering kan
zorgen voor moeilijkheden bij het opstarten van nieuwe
opleidingen en het investeren in innovatie van opleidingen.
Dit raakt instellingen die innoveren en meebewegen met de
arbeidsmarktvraag en de vraag van studenten. Voorgaand
effect kan daarnaast sterker worden voor instellingen die
een ongunstige uitgangspositie hebben wat betreft de historisch
bepaalde vaste voet, de ontwikkeling in studentenaantallen
en/of de investeringsbehoefte.
De onderzochte buitenlandse casussen schrijven ongewenste
concurrentie deels toe aan veranderingen in de verhouding
tussen vaste en variabele financiering. Verder is te
zien dat een (te) grote vaste voet in andere landen ook leidt
tot niet langer uitlegbare verschillen in inkomsten tussen
instellingen, in de zin dat deze niet meer corresponderen
met de werkelijkheid, maar ook vanwege de beperkte transparantie
van een hoge vaste voet. Ten slotte is in de buitenlandse
casussen te zien dat een sterkere focus op output- of
kwaliteitsindicatoren in sommige gevallen leidt tot hogere
prestaties op indicatorniveau, maar ook tot discussies op
nationaal niveau over de vraag of deze indicatoren wel
daadwerkelijk de beoogde kwaliteit van het hoger onderwijs
weerspiegelen.
Sturend of faciliterend
Welke implicaties hebben de genoemde inzichten voor het
bepalen van de optimale verhouding tussen variabele en
vaste onderwijsbekostiging voor het Nederlandse hoger
onderwijs in de toekomst? Bij het beantwoorden van die
vraag is het allereerst noodzakelijk te bepalen waar het
woord ‘optimaal’ in dit geval voor staat. Een verhouding
kun je immers alleen als optimaal bestempelen als deze
gekoppeld is aan een gewenste situatie. Hierbij is het vooral
belangrijk te bezien in welk breder instrumentarium aan
sturingsmogelijkheden de verhouding tussen vaste en variabele
financiering in de hogeronderwijsbekostiging valt, en
op welke manier het instrument dient te worden ingezet om
de gewenste situatie voor het Nederlandse hoger onderwijs
te bereiken. Zo kunnen instrumenten in theorie sturend
dan wel faciliterend zijn.
De verhouding tussen vaste en variabele bekostiging leent
zich technisch gezien niet als sturingsinstrument, omdat er
geen eenduidige prikkelwerking van uit kan gaan vanwege
de grote verschillen tussen instellingen. Een op voorhand
sturende benadering van de macroverhouding tussen een
vaste en een variabele onderwijsbekostiging ligt daarmee
ook niet voor de hand.
ma Thema Thema
Analoog aan het voorgaande zeggen bestuurders dat de
gekozen verhouding zo moet zijn dat de bekostiging hun
instelling met name stabiliteit, voorspelbaarheid en geleidelijke
beweging brengt, zodat ze hiermee houvast hebben
voor keuzes en plannen op de middellange en lange termijn.
De verhouding moet in hun ogen ‘goed’ staan, in die
zin dat deze adequaat is om de wettelijke en maatschappelijke
taken van de instellingen in hun uiteenlopende contexten
te faciliteren. De bestuurders benoemen nadrukkelijk
dat dit overigens ook geldt voor het totale landelijke instrumentarium
voor de hogeronderwijsinstellingen.
Dit is ook wat het Rijk ooit beoogde met de macroverhouding
tussen variabele en vaste financiering. De keuzes die
het nadien heeft gemaakt in die macroverhouding waren
ook steeds bedoeld om de instellingen te faciliteren in de
uitdagingen waarmee zij door de jaren heen te maken
hebben gehad. We kunnen vaststellen dat de minister, op
basis van de gekozen besturingsfilosofie van autonomie
voor instellingen, steeds terughoudend is geweest in directe
sturing. Het instrument van de macroverhouding tussen
variabele en vaste financiering heeft, afgezien van de prestatieafspraken,
nooit expliciet tot doel gehad te sturen op het
in de kern veranderen van het gedrag van instellingen. Landelijke
keuzes in de verhouding variabel-vast waren veeleer
bedoeld als correctiemechanisme bij (gevreesde) doorgeschoten
ongewenste ontwikkelingen.
ma Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema T
a Thema Thema Th
Deel van het palet
Financiering hoort een afgeleide te zijn van visie en inhoudelijke
keuzes over de te realiseren doelstellingen. Ook de
verhouding tussen vaste en variabele onderwijsbekostiging
zou je idealiter moeten bezien als onderdeel van het gehele
palet van instrumenten, gericht op de gekozen (maatschappelijke)
doelen. Met andere woorden: het bepalen van de
juiste inrichting van het bekostigings- en overige sturingsinstrumentarium
zou een afgeleide moeten zijn van de
strategische vraag wat de samenleving landelijk en regionaal
met het hoger onderwijs wil.
Daarbij gaat het om de strategische afweging binnen
het trilemma kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid.
Het hbo en het wetenschappelijk onderwijs vergen
– doordat zij qua opgaven op dit moment wezenlijk van
elkaar verschillen – ook in de komende jaren een andere
a Thema Thema Th
Thema Thema The