Toelichting - Gemeente Rucphen

Binnen de uitgangspunten van de Beleidsnota Kamperen is het overigens mogelijk
om onder voorwaarden bestaande kampeerterreinen uit te breiden. Deze mogelijkheid
is echter niet als afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan
opgenomen, nu een dergelijke uitbreiding per recreatiebedrijf zeer verschillend is.
Indien een concrete vraag om uitbreiding bij een kampeerterrein zich voordoet,
dienen de randvoorwaarden uit de beleidsnota in acht te worden genomen. Op
grond van een aparte procedure (een herziening van het voorliggende bestemmingsplan)
kan dan op dat moment een afweging worden gemaakt of een uitbreiding
wel of niet mogelijk dan wel wenselijk is.
Hierbij wordt aangevuld opgemerkt dat de gemeente landschappelijke inpassing
van kampeerterreinen belangrijk blijft vinden. Voor nieuwe terreinen betekent dit
dat het terrein rondom moet zijn voorzien van streekeigen randbeplanting met een
breedte van 5 meter, voorzien van een met streekeigen beplanting beplante aarden
wal van minimaal 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld.
2.8 Thema: Landbouw/Agrarisch gebied
2.8.1 Algemeen
Het agrarisch gebied van de gemeente Rucphen is verdeeld in drie bestemmingen:
1. Agrarisch;
2. Agrarisch met waarden – Landschappelijk;
3. Agrarisch met waarden – Natuur.
Deze agrarische gronden zonder landschappelijke en/of natuurlijke waarden zijn
“Agarisch”. De gronden met waarden zijn bestemd als “Agrarisch met waarden –
Landschappelijk” dan wel “Agrarisch met waarden – Natuur”.
2.8.2 Agrarische bedrijven
Een agrarisch bedrijf is een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten
door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren. Hierbij kan een
onderscheid worden gemaakt tussen:
• grondgebonden bedrijven: betreft een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering
die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
• niet-grondgebonden bedrijven: betreft een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering
die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, waarbij
de bedrijfsgebouwen van deze bedrijven die noodzakelijke zijn voor de bedrijfsvoering
geen relatie met de grond hebben (bijvoorbeeld champignon- en witlofteelt).
56
Hoofdstuk 2