Toelichting - Gemeente Rucphen

96
80. Bredasebaan 88, IA11/00859
Korte inhoud ingediende reactie:
a. De getoonde strook EHS is volgens insprekers niet terecht vanwege de solitaire
ligging en gelegen op het bouwvlak.
b. Naast het bouwvlak ligt een strook EHS dat bestaat uit een perceel dennenbomen;
c. Het bouwvlak is gelegen binnen het gebied met hoge archeologische
verwachtingswaarde. Graag deze waarde buiten het bouwvlak leggen.
d. Insprekers verzoeken om de bestemming te wijzigen zodanig dat ook een
boerderijwinkel en agrotoerisme wordt toegestaan.
Inhoudelijke reactie:
a. De aanduiding EHS is overgenomen uit landelijke kaarten. Inmiddels zijn de
kaarten met de begrenzing van de EHS herzien. Deze herziening heeft ertoe geleid
dat veel solitaire elementen niet meer als EHS zijn begrensd. Het voorontwerp is
dus gebaseerd op verouderde kaarten. Dit heeft er toe geleid dat genoemd element
niet meer binnen de EHS is gelegen. De waarde zal dus worden verwijderd.
b. Zie reactie onder a.
c. Het is niet mogelijk zonder onderbouwing de begrenzing van archeologische
gebieden aan te passen. Deze begrenzing is gebaseerd op landelijke wetgeving en
kaarten. De bevoegdheid tot het aanpassen van deze grenzen ligt niet bij de
gemeente. Wel is de Gemeente Rucphen momenteel bezig tot het uitvoeren van
een onderzoek wat er mogelijk toe kan leiden dat de begrenzing van deze landelijk
geldende kaarten wellicht kan worden aangepast, indien blijkt dat er ter plaatse
geen archeologische resten zijn te verwachten. Of dit zal leiden tot aanpassing van
de begrenzing ter plaatse is op dit moment nog niet bekend.
d. Het college heeft destijds kennis genomen van de plannen ter plaatse. Alvorens in
te stemmen met de plannen dienen reclamanten een bedrijfsplan voor te leggen
met eventueel een ruimtelijke onderbouwing. Afhankelijk van de omvang van de
plannen kan dit leiden tot het toevoegen van een extra aanduiding op de
verbeelding.
Conclusie:
a. De ingediende inspraakreactie leidt tot aanpassing van de verbeelding.
b. De ingediende inspraakreactie leidt tot aanpassing van de verbeelding.
c. De ingediende inspraakreactie leidt vooralsnog niet tot aanpassing van de
verbeelding.
d. De ingediende inspraakreactie leidt vooralsnog niet tot aanpassing van de
verbeelding.
96