Toelichting - Gemeente Rucphen

Indien een agrarisch bedrijf meer dan één paardenbak wil oprichten is het noodzakelijk
dat via een wijzigingsprocedure de aanduiding 'paardenhouderij' voor betreffende
perceel wordt opgenomen. In de agrarische artikelen is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid
opgenomen, zodat onder bepaalde voorwaarden de aanduiding
'paardenhouderij' kan worden toegekend aan een bestaand agrarisch bedrijf met
bouwvlak.
In het kader van de vrijkomende agrarische-bebouwingregeling is het eveneens mogelijk
om onder voorwaarden van een productiegerichte paardenhouderij om te
schakelen naar een gebruiksgerichte paardenhouderijen. Hiervoor is het doorlopen
van een wijzigingsprocedure noodzakelijk. Hieronder is een aparte paragraaf opgenomen
ten aanzien van de regeling over vrijkomende agrarische bebouwing.
Gebruiksgerichte paardenhouderijen
De gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn in het bestemmingsplan bestemd als
“Sport” dan wel “Recreatie – Dagrecreatie” met de aanduiding 'manege'. Deze
paardenhouderijen worden niet gezien als agrarische bedrijven. Ondergeschikt aan
deze paardenhouderijen is een ondersteunende horecavoorziening, zoals een kantine,
toegestaan met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 100 m² dan wel de
bestaande grotere oppervlakte ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van
voorliggend bestemmingsplan. Ook is ondergeschikt een kantoorruimte toegestaan
met een maximale oppervlakte van 50 m². Binnen het bouwvlak zijn één of meerdere
rijhallen dan wel paardenbakken toegestaan, passend binnen de opgenomen
bouwregels, zoals de maximale goot- en bouwhoogte en de op de verbeelding opgenomen
maximale oppervlakte.
Overige agrarische bedrijven
De overige agrarische bedrijven zijn bijvoorbeeld akkerbouw-, fruitteelt- en veeteeltbedrijven.
Een akkerbouw- en fruitteeltbedrijf legt zich toe op het telen en
veredelen van gewassen in of op de open grond. Een veeteeltbedrijf legt zich toe op
het houden van melkvee en/of overig vee, waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang
essentieel is. Voor agrarische bedrijven is het van belang een onderscheid te
maken tussen grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven.
De agrarische bedrijven, niet zijnde een intensieve veehouderij, paardenhouderij en
glastuinbouwbedrijf, zijn binnen de agrarische bestemmingen niet specifiek aangeduid
en derhalve rechtstreeks toegestaan binnen de agrarische toestemmingen.
Voor deze agrarische bedrijven gelden uniforme bouwregels, zoals de maximale
goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en dat het oprichten van één paardenbak
is toegestaan. Voor de regels ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen
en dergelijke wordt verwezen naar de specifieke paragraaf omtrent deze voorzieningen.
Dit geldt eveneens voor de mogelijkheden voor de tijdelijke huisvesting
van seizoensarbeiders en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven.
62
Hoofdstuk 2