Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Een toorts, die voor haar licht.<br />
25 Waar gulle vreugd de citer stemt;<br />
Waar harptoon ons verrukt,<br />
Wordt Gij aan 't maagdenhart geklemd -<br />
Van maagdenkniên gedrukt.<br />
Het Noorden, door uw schors gevoed,<br />
30 Brengt u, den Redder, dank.<br />
Het Westen huwt, met blijder moed,<br />
Uw geuren aan zijn drank.<br />
Wanneer 't vijandig jaarsezoen<br />
Het lied der velden smoort;<br />
35 <strong>De</strong> kraai, op 't jeugdig akkergroen,<br />
Alleen het zwijgen stoort;<br />
Hoe pronkt dan, tusschen 't weeklijk kroost<br />
Van 't afgebladerd woud,<br />
Uw heldenrij, het ijs getroost,<br />
40 En met den storm vertrouwd!<br />
Hoe strekt gij dan, in fieren stand,<br />
<strong>De</strong>n onverwelkbren tak:<br />
Bij windvlaag ons ten luwen wand;<br />
Bij sneeuwvlaag ons ten dak!<br />
45 Dat wild gerank en stekelruig<br />
In andre bosschen tier';<br />
Het moeilijk pad in kronkels buig';<br />
Voor 't naauwe doorzicht zwier';<br />
[p. 655]<br />
Gij bant elk hindrend warrelnet<br />
50 Uit uw gewijden kring;<br />
Gij spaart den voet bezorgden tred;<br />
Het oog verbijstering;<br />
Gij spreidt, in uwe ontelbre schaar<br />
Een grootsch geheel ten toon,<br />
55 En boeit den stillen wandelaar<br />
Door hartvereedlend schoon.<br />
Zoo richt dan, richt uw zuilen op -<br />
Breidt uit uw schaduwnacht,<br />
O Pijnen, om een heuveltop,<br />
60 Die mijn gebeenten wacht'!<br />
Geen ijdle trots verhoog' den zerk,<br />
Noch sparre d'opgang toe.<br />
Het Landvolk ruste er van zijn werk,<br />
Als ik van 't leven doe.<br />
1 <strong>De</strong> eik was bij de Germanen een heilige boom, waarbij geofferd werd<br />
7 't Milaansche en Atheense Popelrijs Populus pyramidalis (Borkhausen) et graeca (S.)<br />
13 Van het vierde tot het achtste koppelvers ziet dit stukjen op het nut, dat van het geslacht der Pijnen wordt<br />
getrokken, door de aanwending van derzelve hout en andere delen, tot den Scheepsbouw; tot het maken van