Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Mijn levenskerfstof geeft u dra<br />
Zes kruisen met een krap te lezen.<br />
5 En, deed mijn jeugd, min kil van bloed,<br />
<strong>De</strong> citersnaar uw roem gewagen;<br />
Gij hebt het loon thans in uw hand -<br />
Betaal het aan mijne oude dagen:<br />
Een Feest vergoê, bij 't slot van 't jaar,<br />
10 Wat ons zijn aanvang liet verduren:<br />
Moog', door uw hulp, de Waterloo<br />
Het eind zien van heure avonturen.<br />
Schenk - schenk ons haast dien Zoon terug -<br />
<strong>De</strong>n Zeeman, daar ons hart voor saagde;<br />
15 Toen - menig zwarten stond! - de dood<br />
Zoo menig dierbaar hoofd belaagde!<br />
Toen 't groeijend ijs, het dreigend Rif,<br />
En de onbetrouwbre luim der winden<br />
<strong>De</strong> schaar, vermoeid van 't werk des dags,<br />
20 ...In banger nacht geen rust liet vinden!<br />
[p. 661]<br />
't Zuidwesten vulle, op uw bestel,<br />
Het zeildoek aan de Britsche masten,<br />
Geplant in 't Neêrlandsch zeekasteel,<br />
Dat Sonda's golven sinds omplasten.<br />
25 Dat ras de loots, voor Hollands wal<br />
<strong>De</strong>n boeg, die huiswaarts ziet, bejegen'!<br />
Dan toeft u hier eene eerekrans,<br />
Als onzen Zwervling de ouderzegen.<br />
4 krap kerf<br />
11 Waterloo: Dit Oorlogsschip, in Januari 1827, bij deszelfs vertrek uit Texel dadelijk door storm bel<strong>open</strong>,<br />
kwam, na masteloos ankeren voor het Borkumse rif, enz., te Sheernes aan; werd aldaar hersteld; en zettede<br />
eindelijk in Mei zijne reis naar Batavia voort (S.)<br />
14 <strong>De</strong>n Zeeman: onzen Zoon Maurits Everard Hugo; toen Adelborst (S.)<br />
[p. 662]<br />
verlangen<br />
Wat toeft gij, die in 't eenzaam duister,<br />
Gelijk een engel voor mij zweeft!<br />
Wat toeft gij, die me bij een zacht gefluister<br />
Als mij bestemd verkondigd heeft!<br />
Ik reik, van zoeten waan bedrogen,<br />
Mijne armen naar uw beeldtnis uit;<br />
Zij deinst terug; zij is vervlogen,<br />
En laat me alleen, der smart ten buit!<br />
Wat toeft gij, dat een vruchtloos haken,<br />
Als middagbrand, mijn bloei verzeng'.