24.09.2013 Views

Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte

Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte

Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Een gedicht heeft geen eeuwigheidswaarde, een perziestapijtje wel. Zo'n tapijtje is nu<br />

veel goedkoper dan over honderd jaar. Een gedicht is volstrekt waardeloos. Je hoeft er<br />

geen sent voor neer te tellen, nu niet en over x-miljard jaar nog niet. Een gedicht krijgt<br />

alleen waarde voor Y, de waarde van lucht, wanneer het aktueel wordt in het leven van<br />

Y. Maar als het dat a. niet wordt of als b. de aktualiteit ophoudt, dan heeft dat gedicht in<br />

het geval a. nooit bestaan of het houdt, in geval b. op te bestaan. Voor Y. Niet voor Z<br />

eventueel.<br />

Het onvergankelijke van het gedicht berust dus op gezichtsbedrog. Alleen dit is waar:<br />

zolang er onrecht heerst, kàn het Stockske van Oldenbarneveld aktueel worden voor wie<br />

onrecht lijdt of geleden heeft, want iedereen is bij hem aangedaan onrecht déze<br />

Oldenbarneveld en allen die hem naar het leven staan, vormen die rechtbank, en deze<br />

Oldenbarneveld en die rechtbank zijn pas wat ze zijn door Vondel, en zouden de<br />

rechtvaardigen niet willen weten wie Vondel was: hun beste advokaat? Je ziet wel, ik heb<br />

geen hekel aan oudere poëzie: ik wil de belangen van het nageslacht niet verwaarlozen.<br />

Maar ik wil de belangen van de nu levende dichter in het licht stellen. Vondel was voor<br />

zijn tijdgenoten immers óok iemand... We zijn blij dat zijn poëzie behouden bleef. Maar<br />

het had niet gehoeven, want eeuwigheid, onvergankelijkheid?<br />

<strong>De</strong> poëzie van Y. van Mondelen (1566-1666), die overleed op de dag dat hij 'eeuwig'<br />

werd, ging geheel verloren, evenals hijzelf. Geen enkele dichter en zeker geen enkele<br />

gelegenheidsdichter denkt bij wat hij maakt aan 'eeuwigheid'. Hij is blij dat hij leeft, en<br />

zijn gedicht is daar de uiting van: het is niet autonoom, het moet 'tegen het licht'<br />

(<strong>Lucebert</strong>) bekeken worden. 'Eeuwigheid' is niet een zaak die ons nu al met zorg<br />

[p. 14]<br />

vervult. Het valt ons niet moeilijk de heerschappij van de geest boven de stof te<br />

erkennen, maar het is ons er om te doen de stof als woonplaats voor de geest in te<br />

richten. Wie over eeuwigheid praat, loopt op het ogenblikkelijke vooruit...<br />

<strong>Lucebert</strong> - buiten de gemeenschap èn buiten het betoverde rijk. Iemand die harmonie<br />

zou willen zien tussen die twee gebieden. Er is totaliteitsbesef bij hem, en alleen daarom<br />

heeft de gebrokenheid zo'n ruime plaats in zijn poëzie omdat de volheid zo ver zoek is,<br />

vooralsnog. Als <strong>Lucebert</strong> dan ook zegt dat poëzie hem tormenteert, dan kunnen we raden<br />

waarom. Was vroeger (vroeger: Verwey, Van Eyck) liefde voor poëzie angst voor de<br />

chaos, bij <strong>Lucebert</strong> is het niet anders. Maar hij kent ook haat tegen de poëzie: uit angst<br />

voor orde. Zijn haatliefde voor de poëzie is de uitdrukking van dit heimwee naar een<br />

staat waarin het onderscheid tussen gemeenschap en betoverd rijk is opgeheven.<br />

Daarom is in zijn werk alles met alles verbonden. Wat hij doet is verbindingen leggen,<br />

veel verkeerde, tussen woorden die vaak tal van niet zelden met elkaar tegenstrijdige<br />

betekenissen herbergen. Tegenstellingen zien we verbonden: aards en hemels, tragies en<br />

komies, hekelend en verliefd.<br />

Hij beoogt met zijn poëzie meer dan het poëtiese, als iedere hekeldichter. Maar natuurlijk<br />

is het onzin <strong>Lucebert</strong> uiteen te rafelen en te beweren dat dit hekeldichten zijn, dat<br />

grotesken en die daar pure liriek. Je zult zelf wel zien dat dit ene hekeldicht best bij de<br />

grotesken had gekund of omgekeerd. Iedere indeling is een metode van werken. Wie iets<br />

wil doen, moet een metode vinden en als de metode het eist, doen of hij die innige<br />

verstrengeling van elementen die hij gescheiden had, niet helemaal ziet, tot nader<br />

order...<br />

[p. 15]<br />

<strong>Lucebert</strong> is bij ons waarschijnlijk de eerste dichter die van het dichten een 'handwerk'<br />

maakte. Er waren natuurlijk wel dichters die het dichten als ambacht beoefenden: de<br />

rederijkers, de dichtgenootschappers, - en nog zijn er schrijvers die op de<br />

ambachtelijkheid van het schrijven de nadruk leggen: G. K. van het Reve. Maar wat ze<br />

doen, is kijken of dat wat ze geschreven hebben het nodige effekt ten gevolge heeft.<br />

<strong>De</strong> landarbeider die het om de oogst te doen is, weet dat hij onkruid weren moet. <strong>De</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!