Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
Bloemlezingen Staring, Lucebert, Schierbeek - De open ruimte
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Het proza van Bert <strong>Schierbeek</strong><br />
R.A. Cornets de Groot<br />
Bron: Nieuw Vlaams tijdschrift, 21e jrg., nr. 9 (nov 1968), p. 920-<br />
924.<br />
[p. 920]<br />
Ongelukkig genoeg voor essayisten valt het niet mee de grenzen tussen proza en poëzie<br />
aan te geven, maar met betrekking tot het werk van Bert <strong>Schierbeek</strong> schijnt men het er<br />
toch wel over eens te zijn, dat dat "proza" is, al is het dan proza dat met poëzie het<br />
tweedimensionale gemeen heeft. Tweedimensionaal: mijn opvatting is dat proza niet<br />
noodzakelijk gebonden is aan een blad. Een telexlint is voor normaal, gewoon, alledaags<br />
gebruiksproza net zo goed, en soms beter, zelfs voor buitengewoon, niet alledaags<br />
proza: ik moet b.v. niet denken aan een monologue intérieur in één meterslange regel<br />
gedrukt - het zou te mooi zijn. Poëzie daarentegen komt pas op een bladzijde tot haar<br />
recht: in poëzie betekent de letter iets, en dus ook het gedrukte woord, het vers, de<br />
strofe. Poëzie vraagt om typografie, indeling, rangschikking, en die ordening hangt<br />
volkomen af van het ritme, dat weer afhangt van de stemming, of, indien aanwezig, de<br />
gedachte, die indien aanwezig, die stemming wekt.<br />
Wanneer het ritme van proza niet dóórstroomt, maar systematisch wordt doorbroken,<br />
gaat zulke versificatie ook vragen om typografische verzorging en lettristische<br />
bedachtzaamheid. Kortom, dit proza ziet af van het telexlint en eist principieel een blad,<br />
een uit letters gevormde compositie op een rechthoek of een reeks van rechthoeken.<br />
Wij zullen - nu dergelijk proza eenmaal bestaat - toch ook voor proza een indeling<br />
moeten maken die, in de termen van Vestdijk, stoelt op de tegenstelling muzisch en<br />
significatief, en besluiten dat "muzisch" proza tweedimensionaal is, en dat het dus niet<br />
alleen op het oor, maar ook op het oog een beroep doet. Niet-significatief - dat lijkt wel<br />
het kenmerk te zijn van <strong>Schierbeek</strong>s proza. Om de "dingelijkheid" schijnt het in dit proza<br />
niet te gaan, en Bernlef zei dan ook, dat voor <strong>Schierbeek</strong> het woord een "overstapje" is,<br />
wat <strong>Schierbeek</strong> even bedreven als de geuzen en provo's in het aanvaarden van<br />
benamingen wier betekenis omkeerbaar is, en daardoor juist een overstap mogelijk<br />
maken, prompt beaamde. <strong>Schierbeek</strong> "zag", bewust of intuïtief, dat de over-<br />
[p. 921]<br />
gang van eendimensionaal proza {het hoorbare) naar tweedimensionaal proza (dat ook<br />
het oog in werking stelt) voor het leggen van de meest verrassende contacten van het<br />
hoogste belang is. Wanneer het hoorbare verzichtbaard moet worden, treedt, volgens de<br />
theorie van M.C. Colenbrander, een heel ander deel van onze hersenen in werking dan bij<br />
horen alleen het geval is. En omdat de capaciteit van het doorvoerkanaal tussen de twee<br />
centra in onze hersenen die het auditieve en het visuele beheersen, niet berekend is op<br />
een snelle verwerking van informatie die van het ene naar het andere centrum moet<br />
verhuizen, is de kans op ontsporingen, op fouten tegen de spelling of tegen de<br />
zinsconstructie enorm groot - en daar kan een dichter of een tweedimensionale<br />
prozaschrijver profijt van trekken. Zo komt <strong>Lucebert</strong> bijvoorbeeld ergens het woord<br />
"eenden bier" voor "water" tegen. Snel lezen doet hem de trouvaille "eendendier" aan de<br />
hand, welke vorm hij - in het gedicht horror - ontbindt tot "de 1 de dier", uit welk<br />
voorbeeld de heuristische waarde van het te snelle lezen blijkt. Er volgt na de foute<br />
lezing een oponthoud, dat niet benut wordt tot herstel van die lezing, maar, over dat<br />
herstel heen, tot de schepping van iets nieuws. Zulke vergaande ontbinding van woorden<br />
vindt men niet gauw bij <strong>Schierbeek</strong>, maar een druk gebruik maken van spel- en<br />
constructiefouten treft men in zijn werk, en dan vooral in zijn eerste, toch stellig aan.