29.01.2015 Views

Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden

Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden

Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

‘<strong>Wie</strong> <strong>schrijft</strong> <strong>die</strong> <strong>blijft</strong>’<br />

Janneke Sleenhof<br />

onderwerp zinsopbouw behandelt. Didactische vakkennis betreft volgens Shulman (1986) inzicht in<br />

wat het leren van bepaalde vakinhouden gemakkelijk of moeilijk maakt en het begrijpelijk formuleren<br />

van de vakinhoud. De didactische vakkennis op het gebied van zinsbouw waarover Yvonne beschikt,<br />

vertelt haar dat dit een moeilijk onderwerp is om te doceren aan haar cursisten. Liever gebruikt zij<br />

haar vakkennis over juiste spellingsregels en dergelijke onderwerpen, waarbij zij zich zekerder voelt<br />

over hoe ze deze kan overbrengen aan de cursisten.<br />

Key Incident 2. Termen en begrippen<br />

Bovenstaand fragment 1 laat zien hoe de cursisten woorden met open en gesloten lettergrepen leren<br />

schrijven. De docent gebruikt redelijk technische termen, ze heeft het over open en gesloten<br />

lettergrepen, klinkers en medeklinkers. Het gebruik van terminologie komt vaker terug in de lessen,<br />

bijvoorbeeld wanneer zij spreken over hoofd- en bijzinnen. In het volgende fragment maakt de cursist<br />

een opgave waarbij zij moet aangeven wat de hoofdzin van een zin is. Dit fragment geeft goed weer<br />

hoe de docent de Nederlandse grammatica onderwijst in haar lessen.<br />

Fragment 3:<br />

C: Ik moet weten: hoe, hoe moet je denken, wat is euh, wat is de logica.<br />

D: Ja, maar daarom moet je ook eerst heel goed lezen wat er staat in de instructie. Even kijken hoor.<br />

En als hulpmiddeltje kun je altijd kijken: De hoofdzin, daar staat het belangrijkste in. In deze zin is<br />

dat ‘de bewoners moesten hun huis uit’. Deze zin begint vaak met het onderwerp. En daar wordt<br />

gezegd waarom of wannéér ze dat doen en dat is dus de bijzin.<br />

C: Ja, daar heb ik ook zo aan gedacht.<br />

D: En dan wordt er hier gezegd: er wordt een reden gegeven. Kijk dat staat hier.<br />

C: Ja kijk dat moet ik even kijken hè, hoe je moet denken.<br />

D: Vaak staat er zo’n soort woord, een voegwoord, in de bijzin, maar dat hoeft niet altijd hoor. Kijk<br />

maar eens als je deze zinnen vergelijkt. Hier is het niet. Deze heb je goed gedaan. Maar hier heb je<br />

maar één zin. Kijk maar: ‘Binnen een mum van tijd arriveerde de brandweer’. Kijk dit gaat over<br />

samengestelde zinnen, dus twee zinnen in één. Maar hier heb je maar één zin.<br />

C: Dus dat is niet een samengestelde zin.<br />

D: Nee inderdaad, daar zit geen voegwoord in en dat is maar één zin.<br />

C: Maar dat is wel moeilijk hoor.<br />

D: En deze is goed, ‘hoewel’ is weer een voegwoord. Het verbindt twee zinnen aan elkaar. Dan is dit<br />

weer de hoofdzin en het andere deel, de bijzin, is maar bijzaak. En wat is de hoofdzin in deze zin<br />

Wat gebeurt er precies in de beschreven situatie De cursist is individueel aan het werk met een<br />

opdracht over hoofd- en bijzinnen. Ze heeft Yvonne erbij geroepen omdat ze niet zeker weet of ze de<br />

opdracht goed maakt. Yvonne zegt tegen haar dat ze meer moet letten op de instructie, daar staat<br />

precies wat ze moet weten om de opdracht te maken. Yvonne legt vervolgens in haar eigen woorden<br />

55

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!