Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden
Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden
Wie schrijft die blijft - website Basisvaardigheden
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
‘<strong>Wie</strong> <strong>schrijft</strong> <strong>die</strong> <strong>blijft</strong>’<br />
Janneke Sleenhof<br />
uit waaraan een hoofdzin te herkennen is: daar staat het belangrijkste in. Een bijzin herken je doordat<br />
deze vaak met een voegwoord begint, zo legt Yvonne uit, en er wordt in bijzinnen vaak een reden<br />
gegeven voor dat wat er in de hoofdzin gebeurt. De cursist blijkt een fout te hebben gemaakt in de<br />
opdracht: ze heeft in een zin zonder bijzin, toch een bijzin gevonden. Yvonne legt uit dat dat niet<br />
klopt: <strong>die</strong> zin is namelijk geen samengestelde zin en er zit ook geen voegwoord in. Samen kijken ze<br />
het lesje na dat de cursist alleen gemaakt heeft. Zin voor zin lopen ze de antwoorden na en wordt<br />
besproken wat de cursist heeft ingevuld en wat zij goed en fout heeft gedaan. Yvonne onderstreept<br />
wat zij fout heeft gedaan met rode pen. Wanneer zij het hele lesje hebben doorlopen, pakt de docent<br />
haar rode pen en gaat zij door naar de volgende opdracht.<br />
De Grammatica Nederlands van Prisma (Houët, 1996) bespreekt hoe samengestelde, hoofden<br />
bijzinnen worden opgebouwd. Samengestelde zinnen bestaan volgens deze grammatica uit<br />
meerdere combinaties van onderwerp en persoonsvorm. Tussen de (deel)zinnen binnen een<br />
samengestelde zin zijn verschillende relaties mogelijk. Deze relaties zijn in twee soorten in te delen,<br />
namelijk in nevenschikkende en onderschikkende relaties. Yvonne gaat niet zo <strong>die</strong>p in op het<br />
onderwerp dat zij deze verschillende relaties bespreekt. Zij heeft het echter wel over hoofd- en<br />
bijzinnen. Deze worden ook onderscheiden in Prisma. De term hoofdzin wordt daar op twee manieren<br />
gebruikt: voor de totale zin, waarvan de bijzin een onderdeel is; en voor dat deel van de totale zin dat<br />
over<strong>blijft</strong> als de bijzin er af gehaald is. In dit laatste geval gebruikt men ook wel de term ‘rompzin’.<br />
Dus voor de delen van de zin:<br />
Heb je gezien dat er bomen waren omgekapt<br />
Gebruiken we:<br />
Hoofdzin: Heb je gezien dat er bomen waren omgekapt<br />
Bijzin: dat er bomen waren omgekapt.<br />
Rompzin: Heb je gezien.<br />
Een hoofdzin is minimaal een enkelvoudige zin, maar kan ook bestaan uit een rompzin met meerdere<br />
bijzinnen: Toen Tobias niet meer kwam opdagen, dachten we dat hij de afspraak vergeten had.<br />
Deze hoofdzin heeft twee bijzinnen. Het onderscheid in hoofdzinnen en bijzinnen is belangrijk voor de<br />
woordvolgorde van de zin: in hoofdzinnen staat de persoonsvorm altijd op de eerste of tweede plaats,<br />
in de meeste bijzinnen staat de persoonsvorm achteraan. De Praktische Cursus Zinsontleding (Klein &<br />
van den Toorn, 2006) definieert een samengestelde zin als een zin <strong>die</strong> samengesteld is uit twee of<br />
meer zinnen. De voegwoorden <strong>die</strong>nen als en soort cement tussen deze zinnen. Met behulp van<br />
voegwoorden als en, of, maar en andere kunnen we nevengeschikte zinnen maken en met<br />
voegwoorden als bijvoorbeeld dat, toen en omdat ondergeschikte zinnen.<br />
Dit geeft Yvonne ook aan in haar lessen, zij vertelt aan de cursist <strong>die</strong> met deze opdracht bezig<br />
is, dat samengestelde zinnen uit twee zinnen bestaan, vaak verbonden door een voegwoord. De<br />
persoonsvorm in de bijzinnen komt over het algemeen achteraan. Ook bespreekt zij met de cursist dat<br />
de bijzin vaak, maar niet altijd, met een voegwoord begint. Wanneer zij hier een paar voorbeeld van<br />
geeft, noemt zij echter ook de woorden nadat, hoewel, en toen. Alle verbindingswoorden worden dus<br />
56