De betekenis van groene burgerinitiatieven
1XMGYeW
1XMGYeW
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>De</strong> aantallen vrijwilligers zijn bij soortbescherming vrij variabel: grofweg <strong>van</strong> 10 tot meer dan 100.<br />
Een aantal voorbeelden maakt deel uit <strong>van</strong> een groot regionaal netwerk; dit zijn dan vaak de<br />
voorbeelden met veel vrijwilligers. Een voorbeeld hier<strong>van</strong> is Stichting Vogel en Natuurwacht Zuid-<br />
Flevoland (100-150 actieve vrijwilligers), waar contacten worden onderhouden met diverse<br />
overheden, NGO’s en TBO’s. Een aantal voorbeelden is meer lokaal georiënteerd en heeft minder<br />
vrijwilligers en een kleiner netwerk. Niettemin zijn er over de gehele breedte veel contacten met<br />
overheden: met de gemeente, maar bij een meer regionale oriëntatie vaak ook met de provincie. In<br />
het laatste geval zijn er soms ook contacten met TBO’s. Financiering komt regelmatig via onder<br />
andere subsidies en donaties.<br />
Voorbeelden <strong>van</strong> soortbescherming leveren een positieve bijdrage aan de populaties <strong>van</strong> bepaalde<br />
soorten, en hebben daarmee in principe een te verwachten positief ecologisch effect. Daarbij gaat het<br />
ook nog eens regelmatig om rode lijst soorten zoals de Grutto, Jeneverbes of bepaalde vlindersoorten.<br />
Opvallend is dat er ook veelvuldig wordt gesteld dat dergelijke initiatieven sociale effecten realiseren<br />
door bewustwording over en betrokkenheid bij de natuur te realiseren, en dan vaak specifiek bij<br />
bepaalde soorten. Ook via deze effecten kunnen zij een (indirecte) bijdrage aan natuurbescherming<br />
leveren.<br />
Soortbescherming is in Nederland via onder meer SOVON en RAVON wijdverspreid, met name via de<br />
hieronder beschreven soortgerichte werkgroepen. Groepen die onder SOVON en RAVON vallen zijn<br />
veelal niet opgenomen in de inventarisatie omdat zij deel uitmaken <strong>van</strong> een geïnstitutionaliseerd<br />
netwerk met lokale afdelingen, en dus niet (meer) vallen onder de term <strong>groene</strong> zelf-governance.<br />
Het hoofdtype soortbescherming omvat een grote diversiteit aan voorbeelden die beogen om met<br />
fysieke activiteiten bepaalde soorten te beschermen. We onderscheiden twee subtypen:<br />
• Soortgerichte werkgroepen<br />
• Soortentuinen<br />
Soortgerichte werkgroepen<br />
Een subtype <strong>van</strong> soortbescherming zijn de soortgerichte werkgroepen. Dit zijn werkgroepen die zich in<br />
een bepaalde regio richten op beheer voor een bepaalde soort of groep <strong>van</strong> soorten. Vaak omvat dit<br />
beheersmaatregelen zoals nestbescherming voor weidevogels of het creëren <strong>van</strong> een geschikte<br />
biotoop voor amfibieën. Soortgerichte werkgroepen zijn vaak gericht op (weide)vogels, zoals Stichting<br />
Vogel en Natuurwacht Zuid-Flevoland, en soms ook op amfibieën of reptielen. Zij zijn daarbij over het<br />
algemeen, net als de gebiedsgerichte werkgroepen die onder natuurbeheer vallen, niet gebonden aan<br />
een bepaald gebied, maar actief in meerdere gebieden.<br />
Belangrijk onderscheidend kenmerk tussen deze groepen en de gebiedsgerichte werkgroepen is vooral<br />
dat soortgerichte werkgroepen zich in hun activiteiten sterk op bepaalde soorten oriënteren. Daarnaast<br />
is er veel minder focus op cultuurhistorische waarden en landschapselementen. Een ander<br />
belangrijk kenmerk <strong>van</strong> soortgerichte werkgroepen is dat deze vaker aan monitoring en inventarisatie<br />
doen. Zij maken vaak deel uit <strong>van</strong> grotere (nationale) netwerken ter monitoring en bevordering <strong>van</strong><br />
bepaalde soorten, zoals SOVON (vogels) of RAVON (reptielen). Ook is er veel samenwerking met<br />
lokale natuur- en milieuclubs, vogelbescherming of IVN.<br />
Soortentuinen<br />
Soortentuinen zijn voorbeelden <strong>van</strong> soortbescherming die zijn gebonden aan een specifieke locatie,<br />
vaak ‘tuin’ genoemd. Dit zijn (vaak relatief kleine) gebieden die zijn ingericht voor een bepaalde soort<br />
of een bepaalde groep <strong>van</strong> soorten. Over het algemeen zijn soortentuinen gericht op bijen, vlinders of<br />
insecten, wat vaak terug te zien is in de naam, zoals bij de Bijentuin in Arcen en Vlindertuin<br />
Lewenborg in Groningen. In deze tuinen wordt een gunstig biotoop voor deze soorten aangelegd en<br />
vervolgens ook beheerd. Dit biotoop wordt bijvoorbeeld gecreëerd door het aanplanten <strong>van</strong> bijvriendelijke<br />
beplanting en realiseren <strong>van</strong> insectenhotels.<br />
Soortentuinen zijn vaak relatief lokaal in opzet en kennen ongeveer 5 tot 30 vrijwilligers. Ze zijn<br />
daarmee over het algemeen meer lokaal en kleiner dan de soortenwerkgroepen, en zijn daarbij ook<br />
aan een specifieke locatie gebonden, regelmatig in de bebouwde kom. Dit maakt soortentuinen<br />
50 | Wot-rapport 127