KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR OVERZEESE WETENSCHAPPEN ...
KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR OVERZEESE WETENSCHAPPEN ...
KONINKLIJKE ACADEMIE VOOR OVERZEESE WETENSCHAPPEN ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
— 271 —<br />
8. Spanning tussen Rwanda en Congo<br />
In die omstandigheden nam, op verzoek van Mobutu, het Comité ad hoc van<br />
de OAE de zaak opnieuw in handen. Een bijeenkomst ervan greep in Kinshasa<br />
plaats op 12 november in aanwezigheid van Diallo Telli. Er werd beslist dat de<br />
huurlingen onder de politieke verantwoordelijkheid van de OAE zouden worden<br />
geplaatst en het Comité zich naar Rwanda zou begeven om de huurlingen te<br />
identificeren en te ondervragen. Ook werd de eis overgenomen dat de betrokken<br />
landen waartoe zij behoorden aan de huurlingen het verbod zouden opleggen<br />
naar Rwanda terug te keren, en bovendien — Mobutu had hierop reeds gezinspeeld<br />
— Congo gerechtigd was vergoed te worden voor alle schade door de<br />
huurlingen aangericht. Indien op het eerste deel van dit verzoek kon worden<br />
ingegaan, verklaarde België dat het geen enkele financiële verantwoordelijkheid<br />
kon opnemen voor onderdanen die van ons geen enkele opdracht in Congo<br />
hadden gekregen maar door de regering van dit land waren aangeworven. Ook<br />
het Internationale Rode Kruis weigerde in elke financiële discussie tussen te<br />
komen.<br />
Het Comité begaf zich, samen met Diallo Telli, medio november eerst naar<br />
Kigali en nadien naar het kamp der huurtroepen waar de buitenlandse huurlingen<br />
werden onderhoord, en aan de Katangezen werd gevraagd of zij het aanbod van<br />
amnestie aanvaardden. Bij dit laatste werd zware druk uitgeoefend. Sommigen<br />
stemden in maar anderen vonden het aanbod ongeloofwaardig en vreesden voor<br />
hun leven. Na verdere beïnvloeding en de belofte dat de amnestie door de OAE<br />
werd gewaarborgd, gaven alle Katangezen bij gebrek aan ander uitzicht toe. Het<br />
Internationale Rode Kruis gaf ter zake op 20 november te kennen niet aan het<br />
vervoer van de Katangezen te kunnen deelnemen tenzij hun wilsuitingen<br />
opnieuw zouden worden geverifieerd, zodat men zekerheid zou hebben over de<br />
eerbiediging van hun vrijheid van beslissing, en er eventueel nog naar een asiel<br />
gevend land kon worden uitgezien. In afwachting zou het Rode Kruis zijn humanitaire<br />
opdracht onder de vorm van voeding en medische hulp voortzetten. Een<br />
boodschap hieromtrent werd op 24 november aan het Comité ad hoe gericht<br />
maar door de OAE zonder gevolg gelaten. Integendeel, eind november werd de<br />
terugkeer naar Congo van de Katangezen, onder wie Monga, uitsluitend door de<br />
autoriteiten van dit land op gang gebracht onder het toeziend oog der<br />
Rwandezen. In sommige geavallen werden de Katangezen met geweld in vrachtwagens<br />
gestoken en terug naar Congo gebracht om afgevoerd te worden naar de<br />
Evenaarsprovincie waar niemand nog iets van hen vernomen heeft. Dit tragische<br />
einde voltrok zich zonder enige verdere reactie van de buitenwereld.<br />
Na de identificatie van de buitenlandse huurlingen door het OAE-Comité, die<br />
een aantal van honderd drieëntwintig opleverde met, naast de vijfenvijftig<br />
Belgen en achtentwintig Fransen, enkele tientallen andere buitenlanders onder<br />
wie vooral nog enkele Italianen, Spanjaarden en Zuid-Afrikanen, werd door het<br />
Comité besloten een Commissie van Juristen binnen zijn leden te belasten met