ŠKODA Superb INSTRUCTIEBOEKJE - Media Portal - Škoda Auto

Daarom voor het inparkeren controleren of zich voor en achter de wagen geen
klein obstakel, bijvoorbeeld een steen, dunne paal, aanhangerdissel of iets dergelijks,
bevindt. Dit obstakel ligt mogelijk buiten het geregistreerde bereik.
De oppervlakken resp. structuren van bepaalde objecten, zoals draadgaas,
poedersneeuw enz. kunnen in bepaalde gevallen niet door het systeem worden
herkend.
De analyse van de parkeerruimte is afhankelijk van de afmeting van de wielen.
Het systeem kan niet correct functioneren, als op de wagen wielen met niet toegelaten
afmetingen, sneeuwkettingen of een noodwiel (voor het bereiken van de
dichtstbijzijnde werkplaats) zijn gemonteerd. Als andere door de fabriek goedgekeurde
wielen zijn gemonteerd, kan de resulterende positie van de wagen in de
parkeerruimte in geringe mate afwijken. Dat kan door een nieuwe kalibratie van het
systeem door een specialist worden voorkomen.
Een door de buitentemperatuursensor niet correct vastgestelde buitentemperatuur
- als die door warmtestraling van de motor is beïnvloed, bijvoorbeeld bij stopand-go-verkeer
in een file - kan invloed hebben op de nauwkeurigheid bij het analyseren
van een parkeerruimte.
Om de sensoren bij het reinigen met een hogedrukreiniger of stoomreiniger niet
te beschadigen, mogen de sensoren niet direct van korte afstand worden bespoten
en moet een minimumafstand van 10 cm worden aangehouden.
Aanwijzing
De parkeerhulp voor en achter is een onderdeel van het inparkeersysteem.
Het elektronische stabiliseringsprogramma (ESP) moet voor het inparkeren
altijd ingeschakeld zijn.
Bij aanhangwagengebruik functioneert alleen de parkeerhulp voor (geldt alleen
voor wagens met af fabriek ingebouwde trekhaak). Daarom is het niet mogelijk, met
behulp van het inparkeersysteem met een aanhangwagen in te parkeren.
Om te zorgen dat de parkeerhulp goed kan werken, moeten de sensoren schoon
schoon en ijsvrij worden gehouden.
Bediening Veiligheid Aanwijzingen voor het
rijden
Raadgevingen voor het
gebruik
Wegrijden en rijden 127
Weergave inparkeersysteem op het informatiedisplay inschakelen
Afb. 135 Weergave inparkeersysteem op het informatiedisplay inschakelen / informatiedisplay:
Geschikte parkeerruimte vinden
Weergave inparkeersysteem op het informatiedisplay inschakelen
– Op toets afb. 135 drukken..
– Met een snelheid van maximaal 30 km/h en met een afstand van 0,5 m tot 1,5 m
langs de parkeerrij rijden afb. 135.
Bedien het knipperlicht aan bestuurderszijde als u aan deze kant van de straat wilt
parkeren. Op het informatiedisplay wordt het zoekgedeelte voor parkeerruimte aan
bestuurderszijde aangegeven.
Als de toets bij een snelheid boven 30 km/h wordt ingedrukt, verschijnt de weergave
in het display van het instrumentenpaneel zodra u langzamer rijdt dan
30 km/h.
Aanwijzing
Als het inparkeersysteem is ingeschakeld, brandt het gele controlelampje in de
toets.
Het zoeken naar geschikte parkeerruimtes gebeurt automatisch na het inschakelen
van het contact bij snelheden tot 30 km/h. Het zoeken naar parkeerruimtes
vindt tegelijkertijd plaats aan bestuurders- en bijrijderszijde.
Als de sensoren een geschikte parkeerruimte vinden, slaan ze de gegevens op
tot een andere geschikte parkeerruimte wordt gevonden of een afstand van 10
meter is gereden na de gevonden parkeerruimte. Daarom is het mogelijk het inparkeersysteem
ook na het voorbijrijden van een parkeerruimte in te schakelen,
waarna op het informatiedisplay de informatie verschijnt of deze parkeerruimte
geschikt is om in te parkeren.
Pechhulp Technische gegevens