Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
a) Temperatuur Indicatoren<br />
OCEAAN LAND<br />
OCEAAN<br />
LAGERE STRATOSFEER<br />
*** Temperatuur van het zeeoppervlak: toename<br />
van 0.4 tot 0.7°C sinds het einde van de<br />
19 e eeuw<br />
* Sinds 1950: een toename van 0.04°C per<br />
decennium van de <strong>global</strong>e warmte inhoud van<br />
de oceaan (tot 300 m diepte)<br />
** Lagere stratosfeer: 0,5 tot 2,5 °C afname sinds 1979<br />
TROPOSFEER Bovenaan * Een kleine of geen verandering sinds 1979<br />
Onderaan en midden<br />
** 0.0 tot 0.2°C toename sinds 1979 - satellieten en ballonnen<br />
* 0.2 tot 0.4°C toename sinds ongeveer 1960<br />
NABIJ HET OPPERVLAK<br />
** Sneeuwbedekking op het noordelijk halfrond in de lente: sinds<br />
1987 10% minder dan het gemiddelde van 1966-1986<br />
* In het noordelijke halfrond was het decennium <strong>1990</strong>-2000<br />
waarschijnlijk het warmste van het voorbije millennium, met<br />
1998 als warmste jaar<br />
** Temperatuur van het zeeoppervlak: toename van 0.4 tot<br />
0.7°C sinds het einde van de 19 e eeuw<br />
Waarschijnlijkheid:<br />
Schema van waargenomen variaties bij diverse<br />
temperatuurindicatoren. (IPCC-TAR - Climate Change<br />
2001: The Scientific Basis).<br />
De sterkste temperatuurstijgingen sinds<br />
de 19 e eeuw vonden in twee perioden plaats,<br />
met name tussen 1910 en 1945 en vanaf<br />
1976. Zoals uit de volgende figuur blijkt, steeg<br />
de temperatuur vanaf 1976 met 0,15 °C per<br />
decennium. De tot nu toe hoogste gemiddelde<br />
temperatuur werd in 1997-1998 gemeten (toen<br />
ook het El Niño-fenomeen opdook).<br />
Afwijkingen van de temperatuur (°C) ten opzichte<br />
van het gemiddelde tussen 1961 en <strong>1990</strong>.<br />
*** Sterke terugtrekking van gebergtegletsjers tijdens<br />
de 20 e eeuw<br />
* Op het land neemt de luchttemperatuur tijdens<br />
de nacht sinds 1950 twee maal sneller toe als de<br />
luchttemperatuur tijdens de dag<br />
** Afname van meer- en rivierijs op midden- en hoge<br />
breedtegraden sinds het einde van de 19 e eeuw<br />
(2 weken minder lange ijsbedekking)<br />
*** Land- en luchttemperatuur: een toename van 0.4 tot<br />
0.8°C sinds het begin van de 19 e eeuw<br />
*** Bijna zeker (meer dan 99% kans)<br />
** Zeer waarschijnlijk (90-99% kans)<br />
* Waarschijnlijk (66-90% kans)<br />
? Gemiddelde waarschijnlijkheid (33-66% kans)<br />
Gemiddelde <strong>global</strong>e temperatuur<br />
Jaar<br />
* Arctisch zeeijs: sind 1950<br />
in de zomer: 40% afname<br />
van de bedekking; tijdens<br />
de lente en de zomer 10<br />
tot 15%<br />
? Antarctisch zeeijs: geen<br />
significante verandering<br />
sinds 1978<br />
Thermometermetingen<br />
Afwijkingen in de jaarlijkse oppervlaktemperatuur<br />
tussen 1861 en 2000 ten opzichte van het gemiddelde<br />
tussen 1961 en <strong>1990</strong>. (IPCC-TAR - Climate Change<br />
2001: The Scientific Basis).<br />
In de laatste decennia steeg de<br />
temperatuur bijna overal op aarde, maar het<br />
Klimaatveranderingen<br />
sterkst ter hoogte van de middenbreedtegraden<br />
en de hoge breedtegraden van het noordelijk<br />
halfrond.<br />
De stijging van de gemiddelde temperatuur<br />
is ook in het KMI in Ukkel (Brussel, België)<br />
waargenomen: in de laatste 170 jaar werd<br />
een verhoging met 1 tot 2 °C opgetekend.<br />
De opwarming in Ukkel gebeurde niet<br />
geleidelijk, maar eerder stapsgewijs (vooral<br />
rond 1910 en 1985).<br />
Onderzoekers van UGent-PAE, KMMA-<br />
GEO, UCL-ASTR en FUNDP-URBO<br />
hebben ook een opwarming opgemeten<br />
in de tropische gebieden. Volgens hun<br />
metingen is tijdens het laatste decennium<br />
de luchttemperatuur in Bujumbura en Mbala<br />
(respectievelijk het meest noordelijke en<br />
zuidelijke punt van het Tanganyikameer in<br />
Oost-Afrika) met 0,7 tot 0,9 °C gestegen.<br />
Naast die opwarming hebben ze ook<br />
de impact op het meer van de El Niño<br />
Zuidelijke Oscillatie gemeten. Het El Niño-<br />
fenomeen in die regio doet de temperatuur,<br />
het aantal uren zonneschijn en de luchtdruk<br />
stijgen en de windsnelheid dalen. Uit de<br />
eerste <strong>onderzoek</strong>en blijkt dat de diepe<br />
nutriëntrijke waterlagen zich in een El Niño-<br />
jaar minder vermengen met de bovenste<br />
waterlagen, met hoogstwaarschijnlijk<br />
een lagere biologische productiviteit in<br />
het Tanganyikameer tot gevolg. Zo wordt<br />
minder vis gevangen, wat gevolgen heeft<br />
voor de sociaal-economische situatie van<br />
de lokale bevolking (zie Kader 8).<br />
2.1.2 Neerslag en luchtvochtigheid<br />
In het noordelijk halfrond is, op een groot gedeelte<br />
van het vasteland op de middenbreedtegraden en<br />
de hoge breedtegraden, de hoeveelheid neerslag<br />
meer dan waarschijnlijk met 5 tot 10% toegenomen<br />
in de laatste honderd jaar. Die waarneming moet in<br />
verband worden gebracht met een wellicht forse<br />
2<br />
35