Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Belgisch global change onderzoek 1990-2002 - Federaal ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
64<br />
ULB-OCEAN en UGent-PAE trachten<br />
met het project SISCO (‘Retentie van<br />
silica langs het Schelde continuüm en de<br />
impact op eutrofiëring in de kustzone’) de<br />
silica flux in de Schelde in kaart te brengen<br />
en de impact ervan op de eutrofiëring<br />
van het zeewater aan de kustgebieden te<br />
berekenen.<br />
Als gevolg van de sterke stikstof- en<br />
fosforbemesting vanuit de rivieren, ontstaat<br />
er elk jaar in de lente een explosieve groei<br />
van algen (Phaeocystis-kolonies) in het<br />
water van de Zuidelijke Noordzeebocht.<br />
Volgens <strong>onderzoek</strong>ers van ULB-ESA zijn<br />
deze kolonies sterk resistent tegen de<br />
traditionele grazers van fytoplankton en<br />
hebben ze een negatieve impact op het<br />
mariene ecosysteem en de omgeving. In<br />
een niet-verstoord marien milieu, waar<br />
er geen stikstof- en fosforbemesting<br />
gebeurt en er voldoende silica aanwezig<br />
is, worden de Phaeocystis-kolonies door<br />
een vroege lentebloei van diatomeeën in<br />
de hand gehouden. ULB-ESA heeft een<br />
complex biologisch model ontwikkeld<br />
(MIRO&CO) waarmee de timing, grootte<br />
en geografische verspreiding van de<br />
diatomee- en Phaeocystis-bloei kan<br />
worden berekend, dit uitgaande van de<br />
synergie tussen klimaat en antropogene<br />
activiteiten.<br />
3.4.5 IJzer<br />
Recent werd aangetoond dat voor de productie<br />
van organische materie door fytoplankton de<br />
beschikbaarheid van ijzer (Fe) een limiterende<br />
factor kan zijn. Dit is onder meer het geval in<br />
de Zuidelijke Oceaan rond Antarctica. Dat heeft<br />
geleid tot enkele grootschalige experimenten<br />
waarbij de oceaan met ijzer werd ‘bemest’. Bij<br />
één van deze experimenten waren <strong>Belgisch</strong>e<br />
<strong>onderzoek</strong>ers betrokken, waarover meer in de<br />
volgende paragraaf.<br />
3.5 De oceaan een handje toesteken<br />
3.5.1 Bemesten of injecteren<br />
Koolstofdioxide (CO 2 ) is het belangrijkste<br />
broeikasgas (zie Hoofdstukken 1 en 2). Het<br />
draagt naar schatting voor tweederde bij aan<br />
het proces van klimaatwijziging. De belangrijkste<br />
reden waarom de concentratie aan CO 2 in de<br />
atmosfeer stijgt, is de verbranding van fossiele<br />
brandstoffen door de mens. Eén manier om die<br />
uitstoot te verminderen, ligt in de overschakeling<br />
op alternatieve energiebronnen die geen<br />
broeikasgassen genereren. Een ander alternatief<br />
bestaat erin de uitgestoten broeikasgassen in<br />
zogenaamde koolstofputten of –reservoirs te<br />
laten opnemen.<br />
De oceanen bevatten naar schatting al<br />
40.000 miljard ton aan koolstof: dit is zowat 50<br />
keer meer dan er in de atmosfeer zit opgeslagen.<br />
Alleen al die cijfers maken duidelijk dat de<br />
hydrosfeer verreweg het meest geschikt lijkt<br />
om als potentiële afzetplaats voor de overmaat<br />
aan CO 2 dienst te doen.<br />
Wetenschappers <strong>onderzoek</strong>en hoe we<br />
de opname van koolstof door de oceanen<br />
kunnen versnellen. Ze denken daarbij aan twee<br />
technieken: de bovenste lagen van de oceaan met<br />
voedingsstoffen bemesten of CO 2 rechtstreeks<br />
in de diepere waterlagen injecteren.<br />
Het <strong>onderzoek</strong> naar deze processen<br />
wordt sterk aangemoedigd door een aantal<br />
landen, zoals de VS, Japan en Noorwegen. Zij<br />
ondersteunen grootschalige experimenten en er<br />
werden zelfs al octrooien aangevraagd. Dit is een<br />
duidelijke indicatie dat er enorme economische<br />
belangen met de ontwikkeling en exploitatie van<br />
deze technologieën zijn gemoeid.<br />
Toch zijn andere <strong>onderzoek</strong>ers minder<br />
gelukkig met deze experimenten. Zij vinden<br />
dat de mogelijke risico’s onvoldoende tegen<br />
de voordelen worden afgewogen en dat er een<br />
gebrek is aan dialoog over het vastleggen van<br />
grondige, wetenschappelijke evaluatiecriteria.