Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Justitiële verkenningen, jrg. 26, nr. 8, 2000 76<br />
van een aangeklaagde. In februari 1998 vaardigde de toenmalige<br />
minister-president Mesut Yilmaz een circulaire uit aan aanklagers en<br />
politieofficiers waarin maatregelen werden vastgesteld voor ‘het behalen<br />
van correcte, vlotte en efficiënte resultaten binnen het gerechtelijk apparaat,<br />
het beschermen van mensenrechten en het voorkomen van activiteiten<br />
die een schending van de mensenrechten inhouden.’ Deze circulaire<br />
stelde openbare aanklagers verantwoordelijk voor de inspectie van<br />
huizen van bewaring waar verdachten gedurende politieondervraging<br />
worden vastgehouden. Tevens gaf het aanklagers de mogelijkheid de politie<br />
te controleren door gesprekken over de politieradio tussen de politie<br />
en de gendarmerie te mogen afluisteren. De toenmalige minister van<br />
justitie, Oltan Sungurlu, stelde aanklagers in staat hun inspecties te allen<br />
tijde uit te voeren zonder dat zij daarbij worden gehinderd door de politie.<br />
Op de vraag van de delegatie aan de aanklagers of de nieuwe werkwijze<br />
en de circulaire voor enige verandering van de uitvoering van hun werk<br />
hadden gezorgd, antwoordden de meesten dat dit niet het geval was. Zij<br />
verklaarden dat het hen aan middelen ontbrak om de benodigde voorbereidingen<br />
voor rechtszittingen te treffen, laat staan dat zij de mogelijkheid<br />
hadden om aanvullende taken op zich te nemen als het waarborgen<br />
van de rechten van verdachten en het controleren van het gedrag van de<br />
politie op dit gebied.<br />
Ondanks de te verwachten gebrekkige uitvoering van de nieuwe procedures,<br />
waren politie en gendarmerie fel tegen de veranderingen, die zij<br />
beschouwden als bedreiging van de door hen uitgeoefende macht in de<br />
huizen van bewaring. Op 1 oktober 1998 stelden de toenmalige minister<br />
van justitie, Hasan Denizkurdu, en de toenmalige minister van binnenlandse<br />
zaken, Kutlu Aktaõ, de Oktoberwet in werking. In art. 25 van deze<br />
nieuwe wetgeving wordt de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de<br />
huizen van bewaring stevig in de handen van de politie gelegd, wat de rol<br />
van de aanklager bij het toezicht op de huizen van bewaring beperkt. De<br />
Turkse krant Turkish Daily News berichtte dat ‘politie en gendarmerie op<br />
basis van de nieuwe wetgeving aanklagers geen toegang meer verlenen<br />
tot de politiebureaus… Deze wetgeving verhindert dat aanklagers toegang<br />
krijgen tot enige informatie omtrent de gebeurtenissen die plaatsvinden<br />
op deze politiebureaus.’ De mogelijkheid tot het afluisteren van<br />
de vertrouwelijke radiofrequentie van politie en gendarmerie werd in<br />
deze wetgeving niet genoemd, maar wordt niet beschouwd als horend bij<br />
de rol van de aanklager.<br />
Het belang van de ommekeer in het beleid met betrekking tot de supervisie<br />
van huizen van bewaring door aanklagers is, gezien het beperkte<br />
succes van de circulaire, misschien grotendeels symbolisch. Toch kan<br />
men uit de geslaagde pogingen van politie en gendarmerie om zelfs de<br />
kleinste veranderingen terug te draaien, concluderen dat de politie de<br />
touwtjes in handen heeft wanneer het gaat om het vaststellen van de<br />
duur van de inbewaringstelling, en dat de macht van aanklagers en rech-