Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> workshop gaven <strong>de</strong> meeste <strong>de</strong>elnemers uitdrukkelijk aan dat men<br />
privaatrechtelijke overdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm-vergunning helemaal niet nodig achtte, gelet<br />
op <strong>de</strong> regeling <strong>van</strong> artikel 8.20 lid 1 Wm. In <strong>de</strong> praktijk wordt daarom in <strong>de</strong><br />
overeenkomsten en aktes in het ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> bijvoorbeeld een bedrijfsovername niet <strong>de</strong><br />
overdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning geregeld, maar wordt slechts een beschrijving gegeven<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunningsituatie.<br />
Voor zover een overeenkomst <strong>de</strong> strekking heeft in een concreet geval een uitzon<strong>de</strong>ring te<br />
maken op <strong>de</strong> regeling <strong>van</strong> artikel 8.20 lid 1 Wm, moet dat in strijd met artikel 3:14 BW<br />
wor<strong>de</strong>n geacht. Daarin is bepaald dat een bevoegdheid die iemand krachtens burgerlijk recht<br />
toekomt, niet mag wor<strong>de</strong>n uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels <strong>van</strong><br />
publiekrecht. Hoewel bij <strong>de</strong>ze bepaling voornamelijk werd gedacht aan <strong>de</strong> overheid, is met<br />
‘iemand’ niet uitsluitend <strong>de</strong> overheid bedoeld. Artikel 3:14 BW geldt <strong>de</strong>rhalve ook voor<br />
private partijen. Zon<strong>de</strong>r verwijzing naar artikel 3:14 BW is in een voorzittersuitspraak <strong>van</strong> 13<br />
april 2000 geoor<strong>de</strong>eld dat met een beroep op een privaatrechtelijke overeenkomst niet <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
regeling in <strong>de</strong> Wm kan wor<strong>de</strong>n afgeweken. 20<br />
Aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> was een besluit tot intrekking <strong>van</strong> een oprichtings- en<br />
veran<strong>de</strong>ringsvergunning voor een transportbedrijf. Volgens artikel 8.26 Wm moet het<br />
verzoek door <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n gedaan. Het verzoek tot intrekking was<br />
gedaan door Cornelissen Transport BV. Door appellant, Beheer Cornelissen Transport<br />
BV, wordt gesteld dat haar dochteron<strong>de</strong>rneming BV Transportbedrijf J.Th.<br />
Cornelissen en Zonen vergunninghou<strong>de</strong>r is en B & W ten onrechte het verzoek <strong>van</strong><br />
Cornelissen Transport BV hebben ingewilligd. Cornelissen Transport BV betoogt dat<br />
uit een privaatrechtelijke overeenkomst tussen BV transportbedrijf en H.J.L.<br />
Cornelissen Expeditie BV voortvloeit dat zij, als rechtsopvolger <strong>van</strong> H.J.L.<br />
Cornelissen Expeditie BV, vergunninghou<strong>de</strong>r is, althans zeggenschap heeft over (het<br />
voortbestaan <strong>van</strong>) <strong>de</strong> vergunningen. Uit <strong>de</strong> feiten volgt dat Cornelissen Transport BV<br />
tij<strong>de</strong>ns het verzoek nog wel <strong>de</strong> inrichting dreef, maar vervolgens <strong>de</strong> activiteiten daar<br />
heeft beëindigd en op een an<strong>de</strong>re locatie voortgezet. Daardoor had BV<br />
Transportbedrijf weer <strong>de</strong> volledige zeggenschap over <strong>de</strong> inrichting, op het moment<br />
dat B & W hun (ontwerp-)besluit namen. De Voorzitter overweegt dat <strong>de</strong> vergunning<br />
gebon<strong>de</strong>n is aan <strong>de</strong> locatie en dat het bij <strong>de</strong> vergunning verleen<strong>de</strong> recht bepaal<strong>de</strong><br />
bedrijvighe<strong>de</strong>n uit te oefenen niet persoonsgebon<strong>de</strong>n is en bij vertrek <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(rechts)persoon niet meegaat, en oor<strong>de</strong>elt vervolgens: “het feit dat ter zake <strong>van</strong> het op<br />
<strong>de</strong> oorspronkelijke locatie en el<strong>de</strong>rs verrichten <strong>van</strong> die activiteiten een<br />
privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten, maakt dit niet an<strong>de</strong>rs.”<br />
3.3 Het begrip ‘<strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft’<br />
3.3.1 Inleiding<br />
In artikel 8.20 lid 1 Wm is bepaald dat <strong>de</strong> vergunning geldt voor een ie<strong>de</strong>r die <strong>de</strong> inrichting<br />
drijft. Dit betekent dan ook dat een vergunning alleen op een persoon die <strong>de</strong> inrichting gaat<br />
drijven kan overgaan. Het begrip ‘<strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft’ is aldus bepalend voor het<br />
antwoord op <strong>de</strong> vraag of in een concreet geval <strong>de</strong> vergunning overgaat. Bovendien volgt uit<br />
<strong>de</strong> uitleg die aan dit begrip wordt gegeven, op wie een vergunning in het algemeen kan<br />
overgaan, of, an<strong>de</strong>rs gezegd, bij welke privaatrechtelijke han<strong>de</strong>lingen met betrekking tot <strong>de</strong><br />
20 Vz ABRvS 13 april 2000, AB 2000, 241 m.nt. C.L. Knijff; JM 2000, 80 m.n. Zigenhorn.<br />
13