Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
geval, en on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n, bedoeld in artikel 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet bevor<strong>de</strong>ring<br />
integriteitsbeoor<strong>de</strong>lingen door het openbaar bestuur.<br />
Er bestaat voor zover ons bekend geen jurispru<strong>de</strong>ntie over <strong>de</strong>ze specifieke problematiek.<br />
Voor zover het gaat om rechtsopvolging ten aanzien <strong>van</strong> afvalstoffeninrichtingen<br />
biedt ook dit instrument mogelijkhe<strong>de</strong>n voor het bevoegd gezag om te reageren op een<br />
exploitant met een dubieus nalevingsverle<strong>de</strong>n. Immers, intrekking <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning is<br />
mogelijk in het belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen en het<br />
nalevingsverle<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een exploitant is een aspect dat kan wor<strong>de</strong>n betrokken in <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>ling of sprake zal zijn <strong>van</strong> een doelmatige verwij<strong>de</strong>ring. Het bevoegd gezag zal wel<br />
aannemelijk moeten maken dat intrekking noodzakelijk is. Als dat het geval is, kan <strong>de</strong><br />
vergunning wor<strong>de</strong>n ingetrokken. 102 Artikel 8.11 lid 3 is niet <strong>van</strong> overeenkomstige toepassing<br />
verklaard op <strong>de</strong> beslissing omtrent intrekking.<br />
Voor zover het gaat om een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een VOH die niet aan <strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
voldoet, lijkt toepassing <strong>van</strong> artikel 8.25 Wm niet direct aannemelijk. De enige grond die in<br />
aanmerking zou komen is die <strong>van</strong> sub a, maar dat kan alleen als eerst is gebleken dat <strong>de</strong><br />
inrichting ontoelaatbaar na<strong>de</strong>lige gevolgen voor het milieu veroorzaakt en aanscherping <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> voorschriften geen oplossing biedt. Alleen het slechte nalevingsgedrag <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
rechtsopvolger, of het ontbreken of niet hanteren <strong>van</strong> een milieuzorgsysteem, zal niet<br />
voldoen<strong>de</strong> zijn om <strong>de</strong> vergunning te kunnen intrekken. Aanpassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning ligt<br />
hier waarschijnlijk ook meer in <strong>de</strong> re<strong>de</strong>.<br />
Intrekking zal ook mogelijk zijn in <strong>de</strong> toekomst, als <strong>de</strong> Wet Bibob in werking is getre<strong>de</strong>n,<br />
wanneer een vergunning voor een inrichting is overgegaan op een rechtsopvolger die <strong>de</strong><br />
vergunning gebruikt of zal gebruiken voor criminele activiteiten.<br />
5.5 Bevindingen<br />
Het wettelijk instrumentarium biedt met <strong>de</strong> artikelen 8.23 en 8.25 Wm wellicht enige<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n om te reageren op een rechtsopvolger die niet voldoet aan bepaal<strong>de</strong><br />
persoonsgebon<strong>de</strong>n criteria.<br />
Bij overgang <strong>van</strong> een afvalstoffeninrichting op een onbetrouwbare exploitant is het<br />
bevoegd gezag in beginsel bevoegd om op grond <strong>van</strong> artikel 8.23 Wm <strong>de</strong><br />
vergunningvoorschriften of <strong>de</strong> beperkingen waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vergunning is verleend aan te<br />
passen, als gesteld kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> onbetrouwbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtsopvolger zoals die<br />
volgt uit diens nalevingsverle<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> weg zal staan aan een doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
afvalstoffen. Of in een bepaald geval daadwerkelijk tot aanscherping kan wor<strong>de</strong>n overgegaan,<br />
en zo ja, hoe ver daarbij kan wor<strong>de</strong>n gegaan, wordt bepaald door alara (artikel 8.11 lid 3<br />
Wm). Voorts moet wor<strong>de</strong>n aangenomen dat <strong>de</strong> onbetrouwbaarheid <strong>van</strong> een rechtsopvolger<br />
aanleiding kan zijn om <strong>de</strong> vergunning in te trekken op grond <strong>van</strong> artikel 8.25 lid 1 on<strong>de</strong>r b,<br />
Wm als dat, gelet op het belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring noodzakelijk is.<br />
102 De intrekkingsgrond on<strong>de</strong>r b geldt sinds 1 januari 1998 en is opgenomen in verband met het vervallen<br />
<strong>van</strong> het persoonsgebon<strong>de</strong>n karakter <strong>van</strong> <strong>de</strong> afvalstoffenvergunning. Opgemerkt zij dat <strong>de</strong> wetgever<br />
door het opnemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aparte intrekkingsgrond <strong>de</strong> indruk heeft gewekt dat <strong>de</strong> doelmatigheidstoets<br />
niet bij <strong>de</strong> reeds bestaan<strong>de</strong> intrekkingsgrond on<strong>de</strong>r a (ontoelaatbaar na<strong>de</strong>lige gevolgen) een rol kon<br />
spelen. Dit ten onrechte, omdat in artikel 1.1 lid 2 on<strong>de</strong>r Wm on<strong>de</strong>r gevolgen voor het milieu<br />
uitdrukkelijk wor<strong>de</strong>n genoemd gevolgen in verband met <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen.<br />
Wel is het zo dat <strong>de</strong> b-grond mogelijk eer<strong>de</strong>r aanleiding geeft om tot intrekking over te gaan, omdat<br />
daarbij niet hoeft te wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld of sprake is <strong>van</strong> ontoelaatbaar na<strong>de</strong>lige gevolgen voor het<br />
milieu, inclusief <strong>de</strong> doelmatige verwij<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> afvalstoffen en volstaan kan wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r<br />
zware toets of intrekking om doelmatigheidsre<strong>de</strong>nen noodzakelijk is. Zie ook Tieman en Addink, bij<br />
ABRvS 12 oktober 1998, respectievelijk AB 1999, 17 en M en R 1999, 4.<br />
53