Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Overgang van de milieuvergunning
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Conclusie<br />
De regeling <strong>van</strong> artikel 8.20 lid 1 Wm in combinatie met <strong>de</strong><br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n tot aanpassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> vergunning ex artikel 8.23 Wm en<br />
tot intrekking ex artikel 8.25 Wm is afdoen<strong>de</strong> bij overgang <strong>van</strong> een<br />
vergunning met persoonsgebon<strong>de</strong>n elementen, maar kan wel omzeild<br />
wor<strong>de</strong>n. Dit kan alleen wor<strong>de</strong>n voorkomen door <strong>de</strong> vergunning niet<br />
automatisch te laten overgaan, en <strong>de</strong> overgang te reguleren volgens een<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> hierboven beschreven mogelijkhe<strong>de</strong>n. Zoals eer<strong>de</strong>r is<br />
geconclu<strong>de</strong>erd, is dat om meer<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>nen niet wenselijk. Een zekere<br />
mate betrekkelijkheid <strong>van</strong> het systeem <strong>van</strong> artikel 8.20 lid 1 Wm dient<br />
dus te wor<strong>de</strong>n aanvaard.<br />
7.3.3 <strong>Overgang</strong> in gevallen waarin <strong>de</strong> inrichting wijzigt<br />
Zoals al in paragraaf 7.2.1 is aangegeven, kunnen privaatrechtelijke transacties in bepaal<strong>de</strong><br />
gevallen tot gevolg hebben dat <strong>de</strong> inrichting wijzigt. Dit is bijvoorbeeld het geval als een<br />
ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> een inrichting wordt overgedragen en dat tot gevolg heeft dat volgens <strong>de</strong> in<br />
artikel 1.1 lid 4 Wm opgenomen criteria niet meer sprake is <strong>van</strong> één inrichting. Ook is het<br />
mogelijk dat als gevolg <strong>van</strong> een splitsing meer<strong>de</strong>re inrichtingen ontstaan of dat <strong>de</strong> bij een<br />
fusie <strong>van</strong> twee of meer rechtspersonen betrokken inrichtingen na die fusie als één inrichting<br />
moeten wor<strong>de</strong>n beschouwd. Opgemerkt zij wel dat dit laatste zich in <strong>de</strong> praktijk slechts<br />
zel<strong>de</strong>n zal voordoen. Het is immers een uitzon<strong>de</strong>rlijke situatie indien <strong>de</strong> fuseren<strong>de</strong><br />
rechtspersonen inrichtingen exploiteren, die zodanig in elkaars nabijheid zijn gelegen dat een<br />
fusie ertoe leidt dat volgens <strong>de</strong> criteria <strong>van</strong> artikel 1.1 lid 4 Wm <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke inrichtingen<br />
tezamen als een nieuwe inrichting moeten wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
In <strong>de</strong> hier geschetste gevallen doet zich <strong>de</strong> vraag voor welke consequenties een en<br />
an<strong>de</strong>r heeft voor <strong>de</strong> verleen<strong>de</strong> Wm-vergunning(en). Ons inziens dient in een <strong>de</strong>rgelijke geval<br />
in ie<strong>de</strong>r geval een op <strong>de</strong> ‘nieuwe’ inrichting toegesne<strong>de</strong>n vergunning te wor<strong>de</strong>n verleend en<br />
kan niet wor<strong>de</strong>n volstaan met een melding of met het eenvoudigweg ‘doorwerken’ met <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke vergunning(en). Van groot belang bij <strong>de</strong> te nemen vergunningsbeslissing is<br />
<strong>de</strong> vraag op grond waar<strong>van</strong> en in welke mate rekening kan wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met het feit dat<br />
<strong>de</strong> activiteiten eer<strong>de</strong>r – in een an<strong>de</strong>r geheel - vergund zijn geweest. Omwille <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
leesbaarheid gaan we hierna uit <strong>van</strong> een situatie waarin overdracht tot gevolg heeft dat in<br />
plaats <strong>van</strong> één inrichting sprake is <strong>van</strong> twee inrichtingen in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wm. Bij onze<br />
bevindingen maken we on<strong>de</strong>rscheid tussen gevallen waarin in <strong>de</strong> ‘nieuw’ ontstane<br />
inrichtingen wezenlijk an<strong>de</strong>re activiteiten wor<strong>de</strong>n verricht en gevallen waarin <strong>de</strong> activiteiten<br />
niet wezenlijk veran<strong>de</strong>ren. In het eerste geval kan vrij gemakkelijk wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd dat<br />
sprake is <strong>van</strong> een oprichtingssituatie, waarvoor in wezen ook <strong>de</strong> reguliere<br />
beoor<strong>de</strong>lingsmaatstaven gel<strong>de</strong>n. De oorspronkelijke vergunning moet wor<strong>de</strong>n ingetrokken en<br />
voor <strong>de</strong> nieuwe inrichtingen moeten oprichtingsvergunningen wor<strong>de</strong>n aangevraagd.<br />
Indien <strong>de</strong> activiteiten niet wezenlijk veran<strong>de</strong>ren ten opzichte <strong>van</strong> die waarvoor <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke vergunning was verleend, dan gaat onze voorkeur uit naar een bena<strong>de</strong>ring<br />
waarin voor <strong>de</strong> ‘nieuw’ ontstane inrichtingen gelijksoortige vergunningsbeslissingen wor<strong>de</strong>n<br />
genomen. Daarbij kan zowel wor<strong>de</strong>n gedacht aan revisievergunningen als aan<br />
oprichtingsvergunningen. Steeds dient evenwel bij het nemen <strong>van</strong> een vergunningsbeslissing<br />
recht te wor<strong>de</strong>n gedaan aan het gegeven dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> activiteiten al eer<strong>de</strong>r in een<br />
an<strong>de</strong>r verband waren vergund. Daarmee is geen recht op – ongewijzig<strong>de</strong> – continuering <strong>van</strong><br />
81