You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
973<br />
28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />
2. Vaststelling van hoofdstuk XA (Departement van Sociale Zaken) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />
(Voorzitter e. a.)<br />
De motie van orde wordt verworpen met 50 tegen 22<br />
stemmen.<br />
Tegen hebben gestemd de heeren Boon, Goseling, van de<br />
Bilt, van Dobben de Bruyn, Duymaer van Twist, van der<br />
Weijden, Engels, mevrouw Bakker—Nort, de heeren Terpstra,<br />
van Dijk, Rutgers, Bierema, Aalberse, Schaepman, van Dijken,<br />
van Poll, Schilthuis, Joekes, Smeenk, Wielinga, Louwes,<br />
Weitkamp, Bakker, Tüanus, Lingbeek, van den Heuvel,<br />
Westerman, Lovink, van Dis, van Hellenberg Hubar, de Geer,<br />
Zijlstra, van Rappard, Kortenhorst, Snoeek Henkemans,<br />
Eeber, van Voorst tot Voorst, Schouten mejuffrouw Meijer,<br />
de heeren Teulings, Ebels, Fleskens, Groen, Amelink, van<br />
Boetzelaer van Dubbeldam, Vervoorn, Visscher, Loerakker,<br />
van Kempen en de Voorzitter.<br />
Vóór hebben gestemd de heeren van den Tempel, Cramer,<br />
Wijnkoop, van der Heide, Albarda, van der Sluis, K. ter<br />
Laan, Thijssen, Brautigam, van Houten, Usselmuiden, de<br />
Visser, Eaber, J. ter Laan, Drces, mejuffrouw Groeneweg,<br />
de heeren van Zadelhoff, IJzerman, Schaper, van Braambeek,<br />
Drop en Steinmetz.<br />
De artikelen 12fi tot en met 129 worden achtereenvolgens<br />
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.<br />
Beraadslaging over artikel 130, luidende:<br />
„Bijdragen voor moreelen steun f200 000."<br />
Mevrouw Bakker—Nort: Mijnheer de Voorzitter! Met groote<br />
waardeering heb ik kennis genomen van den aanvankelijken post<br />
van f 200 000 subsidie, bestemd om, in samenwerking niet<br />
andere organen, den geestelijken en zedelijken nood der werklooze<br />
jeugd te lenigen. Een post, die, zoo noodig, naar ik hoop,<br />
verhoogd zal worden.<br />
In het interessante werkje ,,Zorg voor de werklooze Jeugd",<br />
van den heer D. Hoogland, directeur van bet Bureau voor<br />
Kinderbescherming, heb ik gelezen, dat in plus minus 200 gemeenten<br />
door samenwerking van autoriteiten en particuliere vereenigingen<br />
iets gedaan wordt voor de vakopleiding, ontspanning<br />
en algemeene ontwikkeling van de werklooze jeugdige jongens<br />
en meisjes.<br />
Mijnheer de Voorzitter! Dit werk heeft mijn volle sympathie<br />
en waardeering. Het gaat er bij mi] immers niet alleen om, de<br />
ondraaglijke leegte van het tegenwoordige leven op nuttige en<br />
aangename wijze kleur te geven, doch ook om voor de toekomst<br />
de werkeapiciteit der werklooze jeugd te onderhouden en te ontwikkelen.<br />
Maar het trof me in dit verslag van prachtig opbouwend<br />
werk, dat slechts hier en daar iets wordt vermeld omtrent<br />
speciale vakopleiding van het werklooze meisje, om haar voor<br />
de toekomst te behoeden voor demoraliseerenden lediggang en<br />
finaneieele afhankelijkheid, gelijk dit op velerlei en gelukkige<br />
wijze wel wordt gedaan voor den werkloozen jongen.<br />
Toch hebben telkens commissies, die deze quaestie hebben<br />
bestudeerd, gewaarschuwd: vergeet dat werklooze meisje nier;<br />
zoo bij voorbeeld op het congres van het K.V.V. in 1931 te<br />
Utrecht, en de commissie, die op het congres in 1932 te Utrecht<br />
is samengesteld om rapport uit te brengen. Zij zeggen allen:<br />
denk aan het werklooze meisje; tracht haar door eenvoudige<br />
vakopleiding geschikt te maken, bij voorbeeld voor hulp in de<br />
huishouding, naaister of werkster voor het sociale werk in de<br />
fabrieken of kinderverzorgster.<br />
Dit zijn alle typische vrouwelijke beroepen, die niet alleen het<br />
ongehuwde meisje een kans op bestaan geven, maar waarvan<br />
zij de kennis ook later, gehuwd, in het gezin kan toepassen.<br />
In de verslagen omtrent het werk voor de werklooze jeugd in<br />
de verschillende gemeenten kon ik weinig bemerken, dat met<br />
de waarschuwing en de adviezen van deze commissies werd<br />
rekening gehouden. Slechts in enkele gevallen werd melding<br />
gemaakt van speciale vakopleiding voor meisjes. Zoo heb ik met<br />
instemming het verslag gelezon van burgemeester en wethouders<br />
van Etten en Leur en van Schiedam. In Etten en Leur werd i<br />
(Bakker—Nort e. a.)<br />
melding gemaakt van een naaisterscursus, waardoor 34 meisjes<br />
een bestaan hebben gevonden, terwijl ook in Schiedam uitstekend<br />
werk voor meisjes is verricht.<br />
Vakcursussen voor huishoudelijken arbeid zijn bij uitstek praetisch<br />
en nuttig. Want juist op het gebied van de huishoudelijke<br />
vakken is er in ons land een groot gebrek aan werkkrachten.<br />
Wij hebben ongeveer 80 000 buitenlandsche meisjes voor de hulp<br />
in de huishouding. Zou het nu niet goed zijn om de werklooze<br />
Nederlandsche meisjes, die hiervoor geschikt zijn, hiervoor bekwaam<br />
te maken, zoodat zij, althans voor een deel, de taak van<br />
de buitenlandsche meisjes kunnen overnemen? Wanneer in verschillende<br />
gemeenten, waar men zich bezighoudt met het<br />
mooie sociale werk voor de werklooze jeugd, eenvoudige cursussen<br />
werden opgericht om meisjes te bekwamen in koken,<br />
schoonhouden, wasschen, naaien en haar op deze wijze degelijke<br />
elementaire practische kennis bij te brengen, dan zou er<br />
veel in het belang van de werklooze Nederlandsche meisjes, voor<br />
wie thans de fabriekspoorten zijn gesloten, en ook voor de huismoeders<br />
zijn gedaan.<br />
Nu heb ik gezien, dat deze post van f 200 000 niet alleen bestemd<br />
is voor streng intellectueel werk. Zij kan ook voor algemeene<br />
ontwikkeling en eenvoudige vakopleiding dienen. Daarom<br />
zou ik den Minister willen vragen, of hij niet kan bevorderen,<br />
dat meer aandacht wordt geschonken dan tot nog toe het geval<br />
was aan eenvoudige vakopleiding, o. a. voor huishoudelijke hulp,<br />
ten behoeve van de werklooze meisjes.<br />
Ik wil nu nog één punt aanroeren, en daarmede zal ik eindigen.<br />
Wij zien hoeveel belangeloos en belangrijk werk wordt gedaan<br />
voor de algemeene ontwikkeling en ontspanning van de werklooze<br />
jeugd. Ik heb nergens gelezen, dat die cursussen uitsluitend<br />
toegankelijk zijn voor jongens. Maar ik heb ook nergens<br />
kunnen lezen, dat die cursussen in alle gemeenten opengesteld<br />
zijn voor meisjes en jongens. Wanneer hier en daar dergelijke<br />
cursussen alleerf worden gegeven voor de werklooze jongens, dan<br />
zou ik Zijn Excellentie willen verzoeken, deze ongegronde uitsluiting<br />
van werklooze meisjes op te heffen.<br />
De ïeer Smeenk: Mijnheer de Voorzitter! Het gaat er hier in<br />
de eerste plaats om, wat gedaan wordt voor de ontwikkeling van<br />
de jeugdige werkloozen, maar daarover niet alleen. Er is in de<br />
laatste twee jaar ook heel veel gedaan voor de ontwikkeling en<br />
betere scholing van werkloozen, die een ietwat hoogeren leeft ij l<br />
hebben, zoodat zij onder het begrip „jeugdige werkloozen" niet<br />
meer vallen. Dat werk verdient in hooge mate toejuiching. Ik<br />
heb van nabij kunnen zien, van hoe groote beteekenis het is,<br />
vooral in de groote gemeenten, wanneer menschen van tusschen<br />
de 20 en 30 jaar een zekere ontwikkeling hebben en die ontwikkeling<br />
dreigt heelemaal verloren te gaan, doordat zij niet in de<br />
gelegenheid zijn praotisch in het bedrijfsleven te werken; ik<br />
zeg, dat het van groote beteekenis is, als die menschen in de<br />
gelegenheid gesteld worden onder deskundige en bekwame leiding<br />
zich verder technisch en intellectueel te bekwamen. Ook<br />
onder de betrokkenen is een stijgende belangstelling voor dit<br />
werk te constateeren, zoodat alleen in Amsterdam zich reeds<br />
enkele duizenden jeugdige werkloozen voortdurend geven om<br />
deze cursussen behoorlijk te volgen, hetgeen moreel en intellectueel<br />
van de grootste beteekenis is voor ons volk. Ook het werk<br />
van de Christelijke best uursbonden, het organiseeren van kampen,<br />
waarin de jongelui worden beziggehouden en een tijdlang<br />
worden gebracht buiten de drukkende sfeer der werkloosheid,<br />
om ze meer levensmoed te geven en om ze nuttig te onderrichten,<br />
is van groote beteekenis.<br />
Nu kan ik niet controleeren of alles, wat daarover gezegd<br />
wordt, juist is, maar men zegt: in 1932 is voor dit werk uitgegeven<br />
f 200 000; in 1988 beeft dat werk zich buitengewoon sterk<br />
uitgebreid; niet alleen dat men den ontwikkelingsarbeid ter hand<br />
heeft genomen in de groote gemeenten, maar ook in tal van<br />
kleine plaatsen heeft men de organisatie daarvan op zich genomen<br />
en een instituut als de P. B. N. A. doet ontzaglijk veel<br />
om dat worlc in kleinere plaat°on moelijk te maken. Als nu in<br />
i totaal, terwijl het werk zoo ontzaglijk is toegenomen, hetzelfde