04.05.2013 Views

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

976<br />

28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />

2. Vaststelling van hoofdstuk VUB (Departement van Financiën) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />

(Minister Slotemaker do Bruïne e. a.)<br />

ik straks gezegd heb in zake de motie, waaraan de heer Drcp<br />

zijn stem heeft gegeven, zal hij het nu misschien waardeeren,<br />

dat ik hier van deze f 200 000 niet zeg, wat ik straks van de<br />

40 millioen gezegd heb. Laat de heer Drop nu dankbaar zijn,<br />

dat niet ieder hem gevolgd is c-n zijn stem aan die motie gegeven<br />

heeft, want misschien kan ik nu iets doen op dit terrein.<br />

Ook daarom heb ik reeds ann den heer Drees gezegd, dat de<br />

Regeering baas meet zijn over de vraag, waar het geld blijft.<br />

De heer Drop: Wij zullen nu niet twisten over de vraag,<br />

waar het 't meest noodig is.<br />

De heer Slotcmalcer de Bruine, Minister van Sociale Zaken:<br />

Dat zal ik wel uitmaken; dat behoeft u niet te zeggen. Hier<br />

inderdaad staat de deur op een kier, en ik heb er geen enkele<br />

behoefte aan, om dat niet zeer duidelijk te zeggen; de <strong>Kamer</strong><br />

begrijpt wel, dat ik het zeer aangenaam vind, om dat te kunnen<br />

zeggen. De zaak is dus deze, dat de plannen voor 1934 nog niet<br />

vaststaan Het rapport, waarvan ik zooeven sprak, moet nog<br />

onderzocht en besproken worden. Wel staat vast, dat het subsidieeren<br />

door de Overheid doorgaat. Ook staat vast, dat het<br />

initiatief moet zijn bij de gemeenten of bij een groep van gemeenten.<br />

En tevens staat vast, dat het getal van f 200 000 niet<br />

fataal is. Binnenkort hoop ik de lijnen te kunnen vaststellen,<br />

waardoor de gemeenten weten, waaraan zij toe zijn, wanneer<br />

zij in 1934 dezen arbeid weer wiilen ter hand nemen.<br />

En nu ik voor éénmaal bij wijze van uitzondering ietwat<br />

royaal geweest ben, nu heb ik de vrijmoedigheid om te zeggen,<br />

wat ik anders niet zou mogen zeggen, dat ik met de allergrootste<br />

waardeering zie, wat tal van personen en organisaties<br />

doen om dit werk onder de jeugdige werkloozen, èn wat cursussen<br />

betreft, èn wat arbeid betreft, te dragen; zelfs daar,<br />

waar geen subsidie Is. Ons volk is zeer veel verplicht aan degenen,<br />

die dit werk doen onder onze jonge mannen en vrouwen,<br />

en het zal mij een vreugde zijn, wanneer ik aan dien arbeid<br />

zooveel steun kan geven, dat hij in elk geval niet behoeft te<br />

worden afgebroken.<br />

De beraadslaging wordt gesloten en artikel 130 zonder hoofdelijke<br />

stemming aangenomen.<br />

De artikelen 131 tot en met 138 worden achtereenvolgens<br />

zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.<br />

Artikel I van het ontwerp van wet wordt zonder hoofdelijke<br />

stemming aangenomen.<br />

De artikelen II tot en met IV, zoomede de beweegreden<br />

van liet ontwerp van wet, worden achtereenvolgens zonder<br />

beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.<br />

Het ontwerp van wet wordt zonder hoofdelijke stemming<br />

aangenomen.<br />

Aan de orde is de behandeling van het ontwerp van wet tot<br />

vaststelling van Hoofdstuk VII B (Departement van Financiën)<br />

der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1934 (2).<br />

De algemeene beraadslaging wordt geopend.<br />

De heer van Voorst tot Voorst: Mijnheer de Voorzitter! Zoolang<br />

ik de eer heb lid dezer <strong>Kamer</strong> te zijn, heb ik elk jaar aangedrongen<br />

op een herziening van de Wet op de vermogensbelas­ )<br />

ting, voor wat betreft de waardebepaling van onroerende goederen,<br />

speciaal landelijke eigendommen.<br />

De Minister zegt nu in de Memorie van Antwoord, blz. 3,<br />

ten aanzien der waardebepaling, dat zij, die meenen te hoog te<br />

zijn aangeslagen, van het hun bij de wet toegekende reclamerecht<br />

kunnen gebruik maken. Maar daar gaat het niet om.<br />

Ik acht het ten eenenmale onjuist, landelijke eigendommen j<br />

voor de vermogensbelasting te schatten naar de verkoopwaarde. '<br />

(van Voorst tot Voorst.)<br />

Immers, deze verkoopwaarde wordt bepaald door hetgeen het<br />

goed in openbare veiling zou kunnen opbrengen.<br />

En dit hangt weer af van verschillende factoren, als ligginq<br />

aan openbare wegen, in de buurt van steden of dorpen, waarbij<br />

de mogelijkheid om voor bouwterrein in aanmerking te komen,<br />

een rol speelt.<br />

Voorts worden nog steeds landelijke eigendommen gekocht<br />

door personen, die andere beleggingen niet meer vertrouwen<br />

en die, in de verwachting, dat er nog eens weer betere tijden<br />

voor den landbouw zullen aanbreken, prijzen bieden, die in geen<br />

verhouding staan tot de opbrengst en die, van een rendementsstandpunt<br />

beschouwd, veel te hoog zijn.<br />

De fiscus beroept zich op die geboden prijzen, die fancyprijzen<br />

zijn, en schat de in de omgeving liggende eigendommen<br />

naar evenredigheid en hij wil ook gaarne een hoogere waarde<br />

toekennen aan landelijke eigendommen, die door hun ligging<br />

voor bouwterrein in aanmerking komen.<br />

Van een en ander wordt de bona fide landbouwer de dupe.<br />

De boer ziet in zijn eigendom geen speculatie-object, het is<br />

voor hem het bestaansmiddel, de dierbare grond, waarop geslachten<br />

vóór hem gezwoegd en gewerkt hebben, waarop hij en<br />

zijn kinderen trachten hun brood te verdienen en waarop zijn<br />

nageslacht zal blijven voortleven. Het boerenland is van oudsher<br />

nooit handelsobject geweest, gebonden als het was door het<br />

leenrecht. Die beteekenis is er eerst aan gegeven na deFranscho<br />

revolutie, door het hier ingevoerde Fransche recht. Toen werd<br />

de boer vrij om zijn eigendom te verkoopen en met hypotheek<br />

te belasten, maar die vrijheid heeft in de afgeloopen 140 jaren<br />

een onnoemelijk aantal boeren in het ongeluk gestort.<br />

Het nuchtere verstand van den boer zegt hem, dat do waarde<br />

van zijn goed bepaald wordt door de opbrengstmogelijkheid.<br />

De gekapitaliseerde opbrengst is de waarde van het landelijke<br />

eigendom en andere factoren mogen daarop geen invloed<br />

hebben.<br />

Dit w-erd ook bij de invoering van de Wet op de vermogensbelasting<br />

door den wetgever erkend, toen onroerende goederen<br />

werden geschat naar de gebruikswaarde.<br />

Op een onzalig oogenblik heeft men deze juiste opvatting<br />

verlaten en in 1918 werd de verkoopwaarde als maatstaf voor<br />

onroerende goederen aangenomen, waarvan het gevolg is, dat<br />

aan landelijke eigendommen een veel te hooge waarde wordt<br />

toegekend.<br />

Indien onroerende goederen thans nog naar de gebruikswaarde<br />

konden worden aangegeven, dan zouden de landelijke eigendommen<br />

thans niet, of met een gering bedrag, door de vermogensbelasting<br />

getroffen worden, terwijl thans vermogensbelasting<br />

betaald moet worden van een fictieve waarde, door mensehen,<br />

die nagenoeg geen inkomen hebben.<br />

Ik heb hier jaren achtereen gewezen op het bezwaar, dat<br />

voor den aanslag in de vermogens­ en ook in de successiebelasting<br />

als grondslag wordt aangenomen de verkoopwaarde<br />

in plaats van de gebruikswaarde, en dit bezwaar is ook herhaaldelijk<br />

door de landbouworganisaties onder de oogen der llegeering<br />

gebracht.<br />

In het urgentieprogram der 3 centrale landbouworganisaties<br />

werd nog niet lang geleden wijziging van den grondslag der<br />

taxatie gevraagd. Maar mijn stem is, als die van den geheelen<br />

georganiseei-den landbouw, gebleven de stern eens roependen<br />

in de woestijn. Desniettemin waag ik het voor de zooveelste<br />

maal, nu de tijden van voorspoed voor den landbouw voor onafzienbaren<br />

tijd voorbij zijn en wij to rekenen hebben niet een<br />

tijd van lage x>roductenprijzen en laagconjunctuur, zooals wij die<br />

vóór 1890 gekend hebben, de Eegeering te verzoeken toch nog<br />

eens ernstig te overwegen, of het niet uit een oogpunt van<br />

billijkheid geraden is, terug te keeren op den weg, die in 1918<br />

verlaten is, en de waarde van onroerende goederen wederom<br />

te berekenen naar de gebruikswaarde of, wat nog beter ware,<br />

de landelijke eigendommen niet meer in de vermogensbelasting<br />

te betrekken, zooals in Duitscbland, waar de vermogensbelasting<br />

dit jaar voor den boereneigendom werd afgeschaft.<br />

Ten aanzien van landgoederen heeft men, ten einde de hooge

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!