04.05.2013 Views

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Vel</strong> 254. 983 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>,<br />

(Sneevliet.)<br />

28ste VERGADERING. — 12 DECE-MBER 1933.<br />

2. Vaststelling van hoofdstuk VUB (Departement van Financiën) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />

vraag mij af, wanneer wij trachten te vinden de bezwaren, die<br />

tegen die opheffing zouden bestaan, en wanneer wij in verband<br />

hiermede in de Memorie van Antwoord verwezen zien naar de<br />

omstandigheid, dat een dergelijke maatregel moeilijk te treffen<br />

is, zoolang in het buitenland dat bankgeheim nog bewaard zou<br />

blijven, of wij anderzijds niet bekend zijn met de verschrikkelijke<br />

gevolgen en nadeelen, verbonden aan handhaving van het<br />

bankgeheim. Wanneer wij ons alleen maar in de herinnering terugroepen<br />

de ineenstorting, die de wereld verrast heeft, in de Vereenigde<br />

Staten van Noord-Amerika in 1929, wanneer wij ons<br />

in den geest terugroepen de paniek, die in Duitschland teweeggebracht<br />

werd, toen een paar van de machtigste zuilen van het<br />

Duitscbe bankkapitaal bleken te kraken, dan komt bij ons onverbiddelijk<br />

toch de gedachte naar voren, of dergelijke verrassingen<br />

zich in die mate zouden kunnen voordoen, wanneer niet<br />

de manipulaties van het bankkapitaal dusdanig oncontroleerbaar<br />

plaats vinden als thans het geval is.<br />

De heer Ruijs de Becrenbrouck neemt den Voorzittersstoel<br />

weder in.<br />

De heer Sneevliet: Mijnheer de Voorzitter! Deze enkele<br />

voorbeelden uit het buitenland, waarnaast ongetwijfeld kan gesproken<br />

worden over tal van feiten in het binnenland, die voor<br />

opheffing van het bankgeheim pleiten en die in den loop der<br />

jaren naar voren zijn gebracht, leveren zulke sterke argumenten<br />

op om met deze verouderde geheimdoenerij te breken, dat van<br />

dezen Minister een wat positiever geluid kon worden gevraagd<br />

dan wij thans van hem hebben vernomen.<br />

Voor mij gaat het daarbij niet alleen om de belangen van den<br />

fiscus, om de voordeelen, die de fiscus zou kunnen hebben,<br />

wanneer dat geheim werd ontsluierd; daarnaast dringt zich<br />

onverbiddelijk en in toenemende mate op de noodzakelijkheid<br />

van de nationalisatie van het bankkapitaal in dezen tijd, waarin,<br />

gelet op het aantal dergenen, die twijfelen aan de mogelijkheid<br />

van volledig herstel van het economisch leven, deze eisch meer<br />

dan ooit klemt. En wij kunnen dit daarom met recht zeggen<br />

omdat wij de voorbeelden hebben in het buitenland van Eegeeringen,<br />

wier strevingen volkomen doorkruist en doorbroken konden<br />

worden door de geconcentreerde macht van het bankkapitaal,<br />

welke macht te beter kan worden uitgeoefend naarmate<br />

de gangen van dat bankkapitaal duisterder zijn.<br />

In de tweede plaats wil ik van mijn kant niet onweersproken<br />

laten het zonderlinge, sentimenteele pleidooi, dat door den heer<br />

Westerman geleverd is voor degenen, die door de vermogensbelasting<br />

zoo zwaar worden getroffen. Ik vind in dit staatje,<br />

dat de Minister ons heeft gegeven op blz. 2, door een eenvoudige<br />

optelling de uitkomst, dat wij in 10 jaar tijds te doen hebben<br />

gehad met 5041 deserteurs, die een bedrag van 685 millioen<br />

gulden hebben weggesleept over de grenzen. Een belangrijk<br />

quantum van deze menschen bestaat uit die elementen, die,<br />

hetzij in Indischen Gouvernementsdienst, betzij in Indische<br />

particuliere betrekkingen, zich enorme baten hebben verworven<br />

en die met hun vaderlandslievend hart het nuttig en noodig<br />

vinden om aan de kust van de Middellandsche Zee of in groote<br />

centra van vermaak dit geld te verslijten, naar de andere wereld<br />

te helpen. Het wil er bij mij niet in, dat een vertegenwoordiger<br />

in de <strong>Kamer</strong> van een organisatie, welke het Verbond voor<br />

Nationaal Herstel heet, het in zijn hoofd haalt om voor deze<br />

categorie van medeburgers in dien zin een lans te breken, dat<br />

hij tracht verklaarbaar en aannemelijk te maken, dat die<br />

elementen den Nederlandschen bodem ontvluchten, omdat de<br />

druk van de belastingen hier op deze menschen zoo verstikkend<br />

zwaar zou zijn. In tal van gevallen hebben wij te maken met<br />

vermogens, die met eigen arbeid niets en niets geen verbinding<br />

hebben. In tal van gevallen hebben wij te maken met een willekeurige<br />

verarming hier van dit land, waarbij grove genotzucht<br />

een van de prikkels is, die de heeren drijven. En als wij nog<br />

niet zoo lang geleden door den Minister van Sociale Zaken hebben<br />

zien wijzen op den ongewenschten toestand, die zou kunnen<br />

ontstaan, dat de vrouwen van de werldoozen zouden ophouden<br />

te gaan werken buitenshuis, omdat met de verslechteringen van<br />

Handelingen der Staten-Generaal. — 1933—1934. — II.<br />

(Sneevliet e. a.)<br />

de steunregeling in de groote steden 2/3 van haar verdiensten<br />

naar de publieke kassen zouden afvloeien, als wij daarover hebben<br />

hooren spreken en te dien aanzien predicaties hebben<br />

hooren houden, dan meen ik, dat tegen deze nuttige groep van<br />

burgers, wier vaderlandsche hart in die richting klopt, dat zij zoo<br />

gauw mogelijk met de bijeengegaarde duiten over de grens verdwijnen,<br />

op de meest scherpe wijze stelling moet worden genomen.<br />

Als inderdaad de Minister op grond van de cijfers, die hij zelf<br />

heeft geproduceerd, zou kunnen gaan denken aan de mogelijkheid<br />

van het gevaar, dat de drang om met het vermogen over<br />

de grenzen te trekken, in dezen tijd sterk gaat toenemen, dan<br />

zal bet dunkt mij een punt van beleid van dezen Minister zijn<br />

om deze heeren vóórdat zij vertrekken van den last van hun<br />

vermogens te ontlasten. Dat geld zou in dit land allicht sociaal<br />

wat nuttiger kunnen worden besteed dan in de door mij genoemde<br />

centra, waarheen de heer Westerman den Minister van<br />

Financiën uitnoodigde voor een tijd van ontspanning. Ik hoop<br />

dan ook, dat van den kant van den Minister de toezegging zal<br />

worden gedaan, dat hij de meest radicale maatregelen tot beveiliging<br />

van de schatkist tegen dergelijke roovers zal treffen.<br />

Ik onderstreep nog eens weer, dat men het allerlaatst van<br />

iemand, die hier optreedt voor het Verbond van Nationaal Herstel,<br />

had kunnen verwachten het pleiten van clementie met<br />

dergelijke elementen.<br />

Mijnheer de Voorzitter! Het derde punt, waarop ik de aandacht<br />

wil vestigen, is van geheel anderen aard. Mijn uitlatingen<br />

daarover kunnen zich tot een kort getuigen beperken. Ik meen,<br />

dat het niet meer van dezen tijd kan zijn en dat het zeker in<br />

dezen tijd niet moest kunnen voorkomen, dat op de begrooting<br />

van 's Landa financiën in het achtste hoofdstuk een post van<br />

ongeveer f 2 400 000 voor den eeredienst is uitgetrokken. Ik<br />

meen, dat de meest absolute scheiding tusschen Kerk en Staat<br />

moet worden tot stand gebracht, ook financieel.<br />

De Voorzitter: Ik merk den geachten spreker op, dat het<br />

laatste punt, door hem besproken, bij deze beraadslaging niet<br />

ter sprake mag worden gebracht.<br />

De heer Oud, Minister van Financiën: Mijnheer de Voorzitter!<br />

Het punt, dat door de meeste sprekers bij deze begrooting is<br />

behandeld, is wel het vraagstuk van het bankgeheim. De geachte<br />

afgevaardigde de heer IJzerman, die de eerste was, die<br />

dit onderwerp ter sprake bracht, is begonnen met te zeggen, dat<br />

het de bekoring van het nieuwe miste. Dat is inderdaad het geval<br />

en daarom vrees ik, dat het antwoord, dat de Minister van<br />

Financiën op die opmerkingen moet geven, evenzeer de bekoring<br />

van het nieuwe missen zal. Want — ik heb dat reeds met een<br />

enkel woord gezegd in de Memorie van Antwoord — ik kan met<br />

betrekking tot het vraagstuk van het bankgeheim niet veel<br />

anders doen dan herhalen wat door mijn ambtsvoorganger in<br />

de laatste jaren bij de behandeling van deze begrooting bij<br />

herhaling gezegd is. Hot spreekt vanzelf, dat, wanneer het<br />

mogelijk zou zijn om tot opheffing van het bankgeheim te geraken,<br />

zoodat de fiscus over de bij de banken aanwezige gegevens<br />

zou kunnen beschikken om tot een juiste vaststelling<br />

van de aanslagen, hoofdzakelijk wat de inkomsten­ en vermogensbelasting<br />

betreft, te kunnen komen, dit van groote beteekenis<br />

zou zijn en dat de Minister van Financiën natuurlijk op zich<br />

zelf zich er ten zeerste in zou verheugen, dat een dergelijk<br />

controlemiddel ter beschikking van de belastingadministratie<br />

zou worden gesteld. Maar ik heb in ander verband de vorige<br />

week bij de behandeling van de verhooging van den tabaksaccijns<br />

opgemerkt, dat datgene, wat uit een oogpunt van belastingheffing<br />

op zich zelf wenschelijk moet worden geoordeeld,<br />

dikwijls moet worden nagelaten om, wat ik vorige week noemde,<br />

de economische bijwerkingen. De heer IJzerman heeft dat<br />

trouwens ook erkend, al heeft hij ten aanzien van de beteekenis<br />

van die economische bijwerkingen een eenigszins anderen kijk<br />

dan ik; hij heeft ten volle erkend, dat inderdaad de mogelijkheid<br />

van die economische bijwerkingen bestaat. Dat zelfde il<br />

ook erkend door den spreker, die op hem volgde, den heer van<br />

Poll^ die zich ook heeft uitgesproken vóór de opheffing van

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!