Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
1001<br />
28ste VEEGADEE1NG. — 12 DECEMBER 1933,<br />
2. Vaststelling van hoofdstuk VI (Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) der Eijksbegrooting voor 1934.<br />
(Tilanus e. a.)<br />
hebben gehoord, in de <strong>Kamer</strong> en buiten de <strong>Kamer</strong>; bij de groote<br />
pers misschien niet in het minst. Thans legt men zich er bij<br />
neer. Ik wil wel zeggen, dat ik er mij in verheugd heb, dat ook<br />
S Ministers partijgenooten in hun jongste congres te Groningen<br />
s Ministers positie en 's Ministers handelingen hebben begrepen<br />
en hebben weten te waardeeren.<br />
Om ons goed te realiseeren, hoe de wind gedraaid is, noem<br />
ik nog een ander punt. Er wordt gedacht over opheffing van<br />
kweekscholen, niet één, maar verscheidene. Mag ik nu eens<br />
even herinneren aan de spanning in de <strong>Kamer</strong> op 22 December<br />
van het vorig jaar, toen het ging om de geleidelijke opheffing<br />
van één kweekschool te 's Hertogenbosch? Met'46 tegen 47<br />
stemmen werd de motie-van Zadelhoff tot behoud dier kweekschool,<br />
waaraan ook de heeren Oud en Marchant hun stem<br />
hadden gegeven, verworpen. Slechts één stem meerderheid.<br />
Het lijkt als uit een grijs verleden. Inderdaad, de wind is om.<br />
ledereen voelt, dat ons volk de hooge onderwijskosten niet kan<br />
blijven dragen. Hoe zal men de oplossing vinden? De Minister<br />
schijnt het vooral te zullen zoeken in 'concentratie en betere<br />
distributie van het voortgezet onderwijs; vermoedelijk denkt de<br />
Minister hierbij aan het u.l.o., dag en avondr.ijverheidsonderwijs,<br />
kweekschoolonderwijs, middelbaar en voorbereidend hooger<br />
onderwijs. Ik deel 's Ministers meening, dat hierin meer systeem<br />
kan worden gebracht, al onderschat ik de moeilijkheden niet.<br />
Wanneer de Minister echter iets wil bereiken, zal — ik behoef<br />
dit aan een ervaren parlementariër als den heer Marchant<br />
nauwelijks te zeggen — spoed vereischt zijn. De Minister heeft<br />
— wanneer geen crisissen voorkomen — een iets langere dan<br />
4-jarige ministerieele periode, maar wat niet in de eerste twee<br />
jaren van een ministerieel leven is tot stand gekomen, blijft<br />
veelal liggen. Ik moet dus, wanneer de Minister werkelijk iets<br />
wil bereiken, op spoed aandringen, te meer, nu de wind gunstig<br />
is, Ook voor het verkrijgen van een groot opgezette onderwijsreorganisatie.<br />
Voor het overige hoop ik, dat de Minister zich bij zijn constructieve<br />
plannen scherp voor oogen zal stellen, dat toch vooral<br />
tegen overlading moet worden gewaakt. Ons volk is geen greintje<br />
gelukkiger als het alles weet en ten slotte niets goed weet.<br />
Leidt ons onderwijs, met name het middelbaar en voorbereidend<br />
hooger onderwijs, niet aan de fout: multa, nun multum? De<br />
afzonderlijke vakbelangen — wat dikwijls te vereenzelvigen is<br />
met de afzonderlijke leeraarsbelangen — hebben, geloof ik, wel<br />
eens een te groote rol gespeeld. Beperking zal hier noodig zijn,<br />
al zal ook dit ingrijpen een forsche hand vereischen.<br />
Mijnheer de President! Het zal duidelijk zijn, dat ik 's Ministers<br />
plannen met belangstelling te gemoet zie.<br />
De heer Wijnkoop: Mijnheer de Voorzitter! De 20ste eeuw is<br />
in Nederland geweest de eeuw van afbraak van het onderwijs.<br />
Die afbraak heeft zich om drie knooppunten geconcentreerd en<br />
aan die knooppunten zijn de namen van bekende personen verbonden.<br />
In het begin van deze eeuw is het Troelstra geweest,<br />
in den oorlog Gort van der Linden en nu is het de heer<br />
Marchant, die de kroon zet op het werk van de afbraak.<br />
Het spreekt vanzelf, dat deze zaak zeer nauw verbonden is<br />
met den klassenstrijd. In het eind van de vorige eeuw hebben<br />
de liberalen, omdat de industrie, die toen in opkomst was, dat<br />
noodig maakte, een en ander voor het onderwijs gedaan. Daartegen<br />
is reactie gekomen van Kuyper en van Schaepman, die<br />
op het standpunt stonden, dat, behalve, dat de liberale uitbuiting<br />
alreeds de massa's naar het verzet en de revolutie<br />
leidde, het meerdere onderwijs, wanneer dat niet gebreideld<br />
werd, dat nog bevorderde. Toen is het in het begin van deze<br />
eeuw Troelstra geweest, die gecapituleerd heeft voor de eischen<br />
die de rechterzijde met Kuyper en Schaepman had gesteld, en<br />
met het beginsel is meegegaan, dat het bijzonder onderwijs zoogenaamd<br />
gelijkgesteld moest worden met het openbaar. Nu is<br />
het openbaar onderwijs op zich zelf ook klasse-onderwijs in deze<br />
klassenmaatschappij, maar het heeft in elk geval niet dien bijzonder<br />
verdommenden invloed, dien het bijzonder Christelijk<br />
onderwijs heeft. Het openbaar onderwijs is toen in principe losgelaten.<br />
Daaraan hebben — het zij niet tot hun eer gezegd —<br />
(Wijnkoop.)<br />
een goed deel van de openbare onderwijzers in hun vakverenigingen<br />
meegedaan en zij doen er helaas nog steeds aan mee.<br />
Van dien tijd af is elk oogenblik een crisis te baat genomen om<br />
de zaak van het onderwijs opnieuw een deuk te geven. Het is<br />
de oorlog geweest, die het mogelijk heeft gemaakt, den ideeën,<br />
dien de heer Troelstra vorm had gegeven, ook wezenlijken<br />
inhoud te geven in de wet, en het waren de oorlogscrisis en de<br />
oorlogsmentaliteit, waardoor onder de geestdoodende leiding van<br />
de sociaal-democraten de massa van het volk werd neergeslagen<br />
in haar verzet tegen de verslechteringen van het onderwijs.<br />
Als gevolg daarvan heeft men hier gekregen de Christelijke<br />
Ministers van Onderwijs, die wij hier gekend hebben, de heeren<br />
de Visser, Waszink en Terpstra, van ieder der groote rechtsche<br />
partijen één, die datgene hebben gedaan, wat Troelstra en Cort<br />
van der Linden vooraf bekonkeld hadden. Nu leven wij in een<br />
nieuwe, geweldige crisis en daarvan wordt gebruik gemaakt<br />
— de heer Tilanus heeft het niet onaardig in beeld gebracht —<br />
om het onderwijs een laatste deuk te geven voor de uiteindelijke<br />
afbraak. Het is niet toevallig, dat daarvoor iemand van links<br />
gekozen is, want het gaat daarmede als met de sociaal-democraten<br />
die men ook gebruikt voor datsene, waarvoor men ze<br />
noodig heeft. Te recht heeft de heer Tilanus gezegd: een antirevolutionnaire<br />
Minister had eens moeten komen met een wetgeving,<br />
waarmede de heer Marchant durft komen! Dat is inderdaad<br />
zoo, juist daarom echter is dit ambt aan den hoer Marchant<br />
toevertrouwd, en de heer Marchant is voornemens het vertrouwen,<br />
dat door de afbreken van het onderwijs in hem gesteld<br />
is, volkomen waardig te zijn.<br />
Deze historische lijn trekkende, waarvan de heer Marchant<br />
het voorloopigc eindpunt is, ben ik niet van plan den heer<br />
Marchant ook maar in het minst persoonlijk vrij te pleiten,<br />
want behalve dat hij de uitvoerder is van objectief werkende<br />
krachten, heeft hij door do maatregelen, die hij nu reeds heeft<br />
genomen, getoond, dat hij zelf, persoonlijk, met groote liefde,<br />
dat afbraakwerk verricht.<br />
De Voorzitter: Ik verzoek den geachten afgevaardigde niet<br />
te zeggen, dat de Minister met liefde afbraakwerk verricht.<br />
De heer Wijnkoop: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan daarvoor<br />
niet zoo gauw andere woorden gebruiken, maar ik zal mij naar<br />
uw wensch schikken, maar aan de zaak verandert dat natuurlijk<br />
niets.<br />
Ik wijs er op, dat de heer Marchant ons heeft medegedeeld,<br />
dat hij voornemens is „constructief" werk te verrichten. De<br />
heer Marchant zal het in onze partij weten te waardeeren, dat<br />
wij hem openlijk mcedeelen, anders dan de sociaal-democraten,<br />
in dat constructieve werk niet het minste vertrouwen te hebben.<br />
Dat „constructieve" werk zal waarschijnlijk ten doel hebben<br />
de vrienden van het openbaar onderwijs, die in zijn eigen<br />
partij nog aanwezig moeten zijn, zoet te houden, maar ik wijs<br />
er op, dat de feiten nu reeds aantoonen, wat die constructie en<br />
die reconstructie werkelijk is.<br />
De heer Marchant zegt zelf in de stukken, in het antwoord,<br />
dat hij geeft, dat hij van plan is den staat van het onderwijs<br />
te verkleinen, en hij wijst daarbij op den huisvader, die niet<br />
meer toe kan. Wat moet hij doen? Hij moet de boel natuurlijk<br />
verminderen. Dat is hetgeen de heer Marchant begint met toe<br />
te geven, dat hij van plan is te doen.<br />
Nu zou, dat kan ik iedereen, die dat zeggen zou. toegeven,<br />
ongetwijfeld met ditzelfde geld, dat op het oogenblik voor het<br />
onderwijs gebruikt wordt, in Nederland beter onderwijs te geven<br />
zijn en daaruit volgt ook, dat natuurlijk met minder geld onderwijs<br />
zou zijn te geven, dat minstens even goed, zoo niet beter<br />
ware. Maar geeft dat reden om in de constructie van den heer<br />
Marchant eenig vertrouwen te stellen? Verre van dit, want de<br />
heer Marchant blijft de trouwe aanhanger van het principe van<br />
de gelijkstelling en die zoogenaamde gelijkstelling is juist het<br />
principe van den afbraak zelf. Alleen in het openbaar onderwijs<br />
en alleen in den strijd voor liet openbaar onderwijs tusscben<br />
de klasse van de arbeiders en de klasse van de kapitalisten kan<br />
zelfs in een kapitalistische maatschappij het onderwijs zoo goed