04.05.2013 Views

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

(van der Sluis e. a.)<br />

982<br />

28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />

2. Vaststelling van hoofdstuk VIIB (Departement van Financiën) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />

krijging van onroerende goed voor landarbeiders te Laren­<br />

Lochem in deze niet geheel vrijuit gaat en door zijn adviezen<br />

mede verantwoordelijkheid draagt voor den toestand, waarin<br />

de landarbeider Boeijink verkeert."<br />

Op mijn vraag aan den Minister, of hij bereid was er wat aan<br />

te doen, antwoordde Zijn Excellentie, dat de wet aan de Regeering<br />

geen middelen aan de hand doet om ten deze in te grijpen.<br />

Het uiteindelijke resultaat van deze tragische aangelegenheid<br />

is geweest, dat de Landarbeiderswetvereeniging vrijuit gaat en<br />

dat Boeijink, die op haar kompas had gezeild, ten prooi is geworden<br />

aan diepe ellende en op dit oogenblik als een hond langs<br />

de straat zwerft.<br />

Di'. kan toch niet het rechtsgevoel bevredigen. Ik weet, dat<br />

het niet vaak voorkomt, dat Landarbeiderswetvereenigingen op<br />

een zóó lichtzinnige wijze spelen met de belangen van de arbeiders.<br />

Het zal wellicht ook niet noodig zijn, dat er met het oog<br />

op die eene geval een wijziging komt in de Landarbeiderswet,<br />

maar als er na verloop van tijd een wijziging van de Landarbeiderswet<br />

overwogen wordt, en dat zal misschien toch niet zoo<br />

heel lang duren, dan zou ik aan den Minister willen vragen om<br />

ook aan deze aangelegenheid zijn aandacht te wijden. Ik vraag<br />

niet veel, Mijnheer de Voorzitter, maar ik hoop, dat de Minister<br />

op het weinige, dat ik vraag, een bevredigend antwoord zal willen<br />

geven.<br />

De heer J. ter Laan: Mijnheer de Voorzitter! De heer Westcrman<br />

heeft zoo straks een uiteenzetting gegeven, dat de<br />

directe belastingen in ons land tot zeer groote hoogte zijn opgevoerd,<br />

en om deze algemeene stelling te adstrueeren, voerde<br />

deze geachte afgevaardigde aan, dat in tal van gevallen niet<br />

minder dan 70, ja zelfs 80 pet. van het inkomen aan belasting<br />

moet worden betaald. Er zal wel niemand zijn, die ontkent, dat<br />

de belastingen in ons land hoog zijn, maar het wil mij toch<br />

voorkomen, dat, indien men dergelijke algemeene stellingen<br />

poneert, men dit met voorbeelden moet adstrueeren. De heer<br />

Westerman heeft dit nagelaten en gesteld al, dat er hier en daar<br />

een uitzondering is, in dien zin, dat misschien een ongehuwde<br />

een groot aantal auto's, zeiljachten en dergelijke bezit, waardoor<br />

de belasting zoo hoog kan worden, dan is er normaal van<br />

deze cijfers in werkelijkheid toch geen sprake.<br />

In het Voorloopig Verslag is er op gewezen, dat in menig<br />

opzicht er belastingontduiking plaats heeft en dat de belastingadministratie<br />

niet in staat is om onjuiste aangiften te achterhalen.<br />

In de Memorie van Antwoord zegt de Minister hieromtrent,<br />

dat de belastingadministratie wel over doelmatige controlemiddelen<br />

beschikt, maar zich niet ontveinst, dat daarmede<br />

niet alle belastingontduiking kan worden achterhaald. Intusschen<br />

zal naar verbetering dezer controlemaatregelen worden<br />

gestreefd.<br />

Een dergelijk streven, Mijnheer de Voorzitter, vindt altijd<br />

waardeering, maar het is niet de eerste keer, dat ik in de <strong>Kamer</strong><br />

over die belastingontduiking in algemeenen zin gesproken heb.<br />

Ik heb bij een vroegere gelegenheid voor een bepaalde gemeente<br />

in Nederland enkele mededeelingen gedaan, waaruit bleek wat<br />

een verscherpte controle had opgeleverd en welke enorme bedragen<br />

die voor de schatkist oplevert.<br />

Wanneer belastingontduiking op groote schaal plaats vindt,<br />

dan beteekent dit, dat de goedgezinde burgers, die regelmatig<br />

aangifte doen van hun inkomen, naar verhouding veel te veel<br />

betalen, en daarom is het zaak, dat de bclastingontduikers zoo<br />

scherp mogelijk achter de vodden worden gezeten.<br />

Nu vraag ik mij af, of de belastingadministratie wel voldoende<br />

toegerust is om de controle op doeltreffende wijze te bewerkstelligen,<br />

met name of de algemeene bezuiniging ook aan de<br />

belastingadministratie niet in zoodanige mate parten heeft<br />

gespeeld, dat de verschillende standplaatsen op geen stukken na<br />

voldoende zijn bezet, vooral met personeel van den actieven<br />

dienst, maar ook van den administratieven dienst. Heeft de<br />

Minister een zoodanige bezetting, dat die scherpe controle, die<br />

noodig is, kan worden uitgeoefend ?<br />

Ik vestig hierop de aandacht van den Minister, omdat zeer<br />

vele tonnen goud mijns inziens aan de belastingadministratie<br />

J. ter Laan e. a.)<br />

ontsnappen, waarvoor de goedgezinde burgers moeten opdraaien,<br />

en het is dus van groot belang, dat dit zoo weinig mogelijk kan<br />

voorkomen.<br />

Op blz. 2 is een vraagstuk, dat inderdaad van groot belang<br />

is voor een aantal personen, ter sprake gebracht, het vraagstuk<br />

nl. of personen, van wie een familielid in een gesticht moet<br />

worden opgenomen, de bedragen, welke met de verpleging gemoeid<br />

zijn, niet in mindering mag brengen van zijn inkomsten.<br />

Dit is een wensch, die mijns inziens op de billijkheid gegrond is,<br />

en ik begrijp niet, dat de Minister niet de mogelijkheid heci't<br />

gezien om in dit opzicht tot een draaglijke regeling te komen. Ik<br />

wil probeeron den Minister een denkbeeld aan de hand te doen.<br />

In verschillende gemeenten bestaat een regeling, die het personeel<br />

geldt dier gemeenten, hierop neerkomende — ik meen<br />

zelfs, dat zoo iets ook bij het Rijk geldt —, dat, wanneer do<br />

ziektekosten voor een bepaald ambtenaarsgezin een bepaald percentage<br />

van het inkomen overtreffen, dan ter tegemoetkoming<br />

aan dat gezin een toeslag kan worden gegeven. Is het nu niet<br />

mogelijk een bepaling op te nemen in de wet op de inkomstenbelasting,<br />

dat, wanneer een gezinslid, laat ik zeggen in den<br />

eersten graad, in een gesticht moet worden opgenomen en de<br />

verpleegkosten boven een bepaald percentage van het inkomen<br />

uitgaan, dan eventueel teruggave van belastinggelden kan plaats<br />

vinden tot een bedrag, waarmee de belastbare som door de verpleegkosten<br />

moet worden ingekort? Het lijkt mij mogeliik zulk<br />

een regeling te maken en ik zou het op prijs stellen ."indien do<br />

Minister aan dit vraagstuk zijn welwillende aandacht zou willen<br />

schenken. Dergelijke gezinnen toch kunnen zwaar worden geteisterd,<br />

want niet fdleen de verpleegkosten moeten worden betaald,<br />

maar wanneer b.v. de vrouw moet worden opgenomen,<br />

moet ook voor de hulp in het gezin een belangrijke som worden<br />

betaald.<br />

Mijnheer de Voorzitter! Tk zou nog voor één punt de aandacht<br />

van den Minister willen vragen, nl. voor het citaat, dat voorkomt<br />

op blz. 2 der Memorie van Antwoord en dat betrekking heeft op<br />

een verzwaring van de Gemeentefondsbelasting. In het Voorloopig<br />

Verslag is aangedrongen op een verscherping van de progressie<br />

in deze belasting en het aanvaarden van een hoogere<br />

heffing. Gevraagd werd, of het tarief van de inkomstenbelasting<br />

zou kunnen worden ingevoerd. De Minister heeft op dien aandrang<br />

geantwoord:<br />

„Een gelijkmaking van het tarief der Gemeentefondsbelasting<br />

aan het veel sterker progressieve tarief der inkomstenbelasting,<br />

zou ingaan tegen den opzet van eerstgenoemde<br />

belasting, welke was, een unificatie tot stand te brengen<br />

in de tarieven der plaatselijke inkomstenbelastingen."<br />

Mijnheer de Voorzitter! De mededeeling, zooals die hier staat,<br />

is inderdaad juist, maar de Minister verliest uit het oog, dat<br />

toen de unificatie plaats had er geheel andere verhoudingen golden<br />

dan wij op het eogenblik hebben en wanneer wij de oude<br />

regeling hadden behouden, dat met name ook de gemeenten in<br />

staat zouden zijn een eigen inkomstenbelasting te heffen, dan<br />

is het buiten kijf, dat die gemeentelijke inkomstenbelasting in<br />

zeer sterke mate door de gemeenten zou zijn opgevoerd. Dit is<br />

voor geen tegenspraak vatbaar en wanneer men de zaak van<br />

dezen kant beschouwt, ligt het toch ook voor de hand, dat. waar<br />

dit vaststaat, een maximum heff>nprcentnge van 6 pet. van<br />

de fondsbelasting niet correspondeert op den gang van zaken,<br />

dien men zou hebben gehad, wanneer de gemeenten de bevoegdheid<br />

van eigen belastingheffing on dit stuk hadden behouden.<br />

Al zou men dan niet zoover willen gaan, dat men het tarief<br />

van de inkomstenbelasting in de fondsbelasting zou ineorporeeren,<br />

dan ligt toch voor de hand, dat een verzwaring van deheffing<br />

geleidelijk van 6 tot 8 pet. geheel zou liggen in de lijn van<br />

den toestand, dien wij gehad zouden hebben, wanneer de oude<br />

regeling voor de gemeenten gehandhaafd was. Ook op dit onderwerp<br />

vestig ik de aandacht van den Minister.<br />

De heer Sneevliet: Mijnheer de Voorzitter! Tk wil nader bekijken<br />

enkele punten, die hedenmiddag reeds ter sprake zijn<br />

gebracht; in do eerste plaats wil ik dan ook mijnerzijds een<br />

pleidooi houden voor de opheffing van het bankgeheim. Ik

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!