You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
(van Voorst tot Voorst.)<br />
977<br />
28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />
Vaststelling van hoofdstuk VUB (Departement van Financiën) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />
belastingen eenigszins te mitigeeren, ingevoerd de Natuurschoonwet,<br />
krachtens welke deze eigendommen geschat moeten worden<br />
naar de waarde van hun bestemming als landgoed, met den<br />
daarop rustenden last het natuurschoon onaangetast te laten.<br />
Zij mogen dus b.v. niet worden geschat als bouwterrein, waardoor<br />
het aanhouden dier buitenplaatsen onmogelijk zou worden.<br />
Maar voor boereneigendommen gelden zulke gunstige bepalingen<br />
niet, daar wordt met de bestemming niet uitsluitend rekening<br />
gehouden. Dat acht ik zeer onbillijk. Wanneer het voor landgoederen<br />
iuts gemakkelijker wordt gemaakt, moet dit op zijn<br />
minst voor boerderijen ook gedaan worden.<br />
Ook de grondbelasting, die in normale tijden wel te dragen is,<br />
h thans, nu de opbrengst der landelijke eigendommen zoo enorm<br />
is teruggeloopen, voor menigeen, vooral voor hen, die op zware<br />
lasten zitten, zóó drukkend, dat zij geen kans zien die belasting,<br />
die geleidelijk aan is verhoogd door opcenten voor provincie en<br />
gemeente, te betalen. Het is den laatsten tijd herhaaldelijk<br />
voorgekomen, dat door het Rijk beslag is gelegd op de goederen<br />
van hen, die niet in staat waren de grondbelasting op te brengen.<br />
En nu vraag ik, Mijnheer de Voorzitter, of het de goedkeuring<br />
van dezen Minister wegdraagt, dat arme boeren voor belastingschuld<br />
worden geëxecuteerd, waar de hypotheekhouder en andere<br />
crediteuren met het oog op den abnormaal slechten tijd geduld<br />
met hen hebben. Moet ook de fiscus aan zijn beslissingen in dezen<br />
geen sociale overwegingen ten grondslag leggen?<br />
Krachtens art. 17 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad n°. 22)<br />
op de invordering van 's Rijks directe belastingen zijn de directeuren<br />
bevoegd afschrijving te verleenen, indien de belastingplichtige<br />
niet in staat is, anders dan met buitengewoon bezwaar,<br />
de belasting te betalen. Nu schijnt er bij de verschillende directies<br />
toch wel een uiteenloopende opvatting te bestaan over den<br />
uitleg van die woorden. Voor een boer, die zijn hypotheekrente<br />
en zijn leveranciers, ten gevolge der buitengewone tijdsomstandigheden,<br />
niet kan betalen, moet er wel buitengewoon bezwaar<br />
bestaan om zijn grondbelasting en eventueele andere lasten te<br />
voldoen, en toch is het mij bekend, dat in zulke gevallen dooiden<br />
fiscus beslag werd gelegd.<br />
Door de welwillende tusschenkomst van dezen Minister werden<br />
eenige beslagen op mijn verzoek opgeheven, waarvoor ik hem<br />
hier openlijk mijn dank wil betuigen. Maar dient de fiscus niet<br />
wat meer menschelijk gevoel te toonen en arme tobbers, die<br />
buiten hun schuld, door daling van bodem en productenprijzen,<br />
in het ongeluk zijn gestort, niet wat gemakkelijker van de<br />
belasting te ontheffen?<br />
De mogelijkheid geeft art. 17 van meergenoemde wet, maar,<br />
waar de toepassing nogal eens achterwege blijft, zou ik den<br />
Minister willen verzoeken zijn ambtenaren aan te schrijven, van<br />
de bevoegdheid, die dat artikel geeft, waar noodig, ook gebruik<br />
te maken.<br />
Nog op een ander punt wensch ik de aandacht van den heer<br />
Minister te vestigen. Ten aanzien van landbouwers en tuinders,<br />
die geen behoorlijke boekhouding hebben, en dat zijn gewoonlijk<br />
de kleine luiden, wordt de opbrengst van het bedrijf voor de<br />
toepassing van artt. 13 of 14 der wet op de inkomstenbelasting<br />
geschat.<br />
De belastingambtenaren, die de inspecteurs moeten voorlichten,<br />
zijn niet steeds voldoende deskundig en ook niet altijd voldoende<br />
bekend met de streek, waar zij werkzaam zijn, om de<br />
opbrengst der bedrijven behoorliik te waardeeren. Hiervan is<br />
dikwijls het gevolg, dat de opbrengst te hoog wordt geschat.<br />
Een feit is het, dat de resultaten, die de boekhoudbureaux ten<br />
aanzien van de opbrengst van gelijksoortige bedrijven aantoonen,<br />
over het algemeen lager en zelfs aanzienlijk lager zijn, dan de<br />
schattingen der belastinginspecteurs.<br />
In het algemeen mag men aannemen, dat land en tuinbouwers,<br />
die geen geheel vrij bedrijf hebben, geen of nagenoeg geen<br />
zuiver inkomen hebben, want bet bedriif wordt gaande gehouden<br />
door de uitkeeringen van do prisisinstellingen, waardoor nauwelijks<br />
de noodzakelijke prodnet'el.-osten worden vergoed. Nu de<br />
land en tuinbouw zulke moeilijke tüdpn doormaken, mag het<br />
minder nog dan anders voork-omen, dat boeren en tuinders op<br />
onbillijke wijze door belastingen worden getroffen en daarom zou<br />
(van Voorst tot Voorst e. a.)<br />
ik den Minister op het hart willen drukken er voor te waken, dat<br />
bij de schatting der opbrengst van de bedrijven een ruim standpunt<br />
worde ingenomen en rekening worde gehouden met de<br />
resultaten, die de boekhoudingen van gelijksoortige gecontroleerde<br />
bedrijven aantoonen.<br />
Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, zal het u bekend zijn, dat de<br />
personcelc belasting, zooals die thans geheven wordt met ongelimiteerde<br />
opcenten, tot gevolg heeft, dat de bewoners van landgoederen<br />
hun huizen moeten sluiten en wegtrekken, omdat zij<br />
de zware belasting niet meer kunnen dragen.<br />
Dat deze uittocht een groot materieel en moreel nadeel boteekent<br />
voor het platteland, zal geen nader betoog behoeven.<br />
De huurwaarde der landhuizen is in den tijd der schijnwelvaart<br />
zoo onzinnig hoog opgevoerd, dat het meer dan tijd is, die thans<br />
te herzien en tot de proporties van 1913 terug te brengen.<br />
Zelfs de Natuurschoonwet geeft geen voldoende verlichting,<br />
daar de verkoopwaarde, sedrukt door den bekenden last, waaruit<br />
de huurwaarde berekend wordt, nog steeds veel te hoog wordt<br />
aangenomen.<br />
Want wat is de verkoopwaarde thans van een groot landhuis<br />
of kasteel met omgeving, nu daarvoor zoogoed als geen gegadigden<br />
zijn?<br />
Zij zijn onverkoopbaar.<br />
Een aanzienlijke verlaging van de huurwaarde van Inndhuizen<br />
en kasteelen is'dringend noodiff, zullen zij niet ten doode zijn<br />
opgeschreven en onder sloopershanden komen.<br />
De heer IJzerman: Mijnheer de Voorzitter! Onder de onderwerpen,<br />
in het Voorloopig Verslag aangeroerd, zijn er enkele,<br />
die de bekoring van het nieuwe missen. Daartoe behoort helaas<br />
ook bet onderwerp, waarover ik eenige opmerkingen wil maken.<br />
nl.: het bankgeheim ten aanzien van den fiscus. Hierover toch.<br />
heb ik reeds in 1931 en 1932 gesproken, terwijl in laatstgenoemd<br />
jaar ook mijn geachte, mede-afgevaardigde de heer van Poll<br />
voor de opheffing van het bankgeheim een lans heeft gebroken<br />
of, naar men in dit geval misschien moet zeggen, een morgenster<br />
heeft stukgeslagen.<br />
Nu die quaestie voor de derde maal in het Voorloopig Verslagter<br />
sprake is gekomen, w-orden we in de Memorie van Antwoord<br />
verblijd met de verklaring van den Minister, dat hij opheffing<br />
van het bankgeheim ten behoeve van den Nedeilandschen fiscus<br />
in beginsel wenschelijk acht. Ongelukkig ervaren we ook nu<br />
weer, dat men een verklaring, het in beginsel met ons eens te<br />
zijn, vaak slechts aflegt, om te kennen te geven, dat men in<br />
de practijk niet met ons wil meegaan. De Minister zegt nl.<br />
verder van oordeel te zijn, dat opheffing van het bankgeheim<br />
zeer ongewenschte economische gevolgen zou hebben zoolang<br />
andere landen dat geheim nog eerbiedigen. Vermoedelijk wordt<br />
hiermede niet bedoeld, dat die opheffing alleen dan verantwoord<br />
is, indien nergens ter wereld nog een land is te vinden,<br />
dat het bankgeheim eerbiedigt. Immers of bij voorbeeld in<br />
Liberia of Afghanistan het bankgeheim al dan niet bestaat, kan<br />
voor ons van geen beteekenis zijn. Waarschijnlijk bedoelt de<br />
Minister alleen, dat ons land op dat punt geen uitzonderingspositie<br />
kan innemen, niet haantje de voorste kan zijn. Het is<br />
daarom niet zonder belang, dat anderen ons reeds zijn voorgegaan.<br />
Al een paar jaar geleden was bet bankgeheim ten aanzien<br />
van den eigen fiscus geheel opgeheven in Tsjecho-Slowakije,<br />
vrijwel geheel opgeheven in Duitsehland en in Oostenrijk<br />
en was het in Frankrijk voor de successie opgeheven. Door bet<br />
ten behoeve van onzen fiscus op te beffen, zouden we dus niet<br />
iets doen, wat nog nergens vertoond was.<br />
Het zou zeker het beste wezen, dat men op dit terrein tot<br />
internationale regeling kwam. Onze Regeering beeft zich al<br />
vroeger op het standpunt gesteld, dat zij tot een dergelijke<br />
regeling wil medewerken. De poging, eenige jaren geleden daartoe<br />
ondernomen, is echter mislukt. Hoewel de algemeeno<br />
situatie tegenwoordig niet gunstig schijnt voor de totstandk-oming<br />
van noodzakelijke internationale regelingen, zou het<br />
misschien toch overwejn'n? verdienen, thans een nieuwe poc-ing<br />
te doen. Immers bet is denkbaar, dat men meer dan vroeger<br />
geneigd zal wezen over allerlei bezwaren heen te stappen, om