04.05.2013 Views

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

28ste VERGADERING.<br />

2. Vaststelling van hoofdstuk X.4 (Departement<br />

(Minister Slotemaker de Bruine.)<br />

onder onmiddellijke leiding van drie Gedeputeerden, welk-e voortdurend<br />

bezig is de gemeentebesturen te helpen bij het vinden<br />

van werkobjecten en ook administratief vlugger tot een beslissing<br />

te komen.<br />

Ik heb met dankbaarheid vernomen, dat de betrokken inspecteur<br />

uit dat district het bestaan van de commissie ook daarom<br />

toejuicht, omdat het werk vlotter craat en minder administratieven<br />

tijd neemt. Het is nu zoover, dat het aantal niet-werkenden<br />

in Gelderland regelmatig afneemt. Als men in andere provinciën<br />

een soortgelijke methode wil volgen, dan kan ik dat niet<br />

anders dan gelukkig vinden.<br />

Helaas kan ik niet zoo welwillend staan tegenover een vraag<br />

van den heer Weitkamp met betrekking tot het veenbedrijf. Ik<br />

mag daarover eigenlijk niet spreken, omdat mijn ambtgenoot<br />

van Economische Zaken deze aangelegenheid behandeld heeft<br />

op 29 November jl. en mijn ambtgenoot hierover een adres<br />

heeft ontvangen, waaromtrent hij in de eerste plaats zich zal<br />

moeten uitlaten.<br />

Als wij werk verschaffen, dan zal er voor moeten worden<br />

gezorgd, de werkobjecten niet te ontnemen aan het normale<br />

bedrijfsleven. Het is een volksbelang, waarop tegenwoordig wel<br />

eens meer de aandacht mag vallen dan eenige jaren geleden,<br />

toen wij er alleen op uit waren den arbeiders werk te verschaffen;<br />

het is een volksbelang, dat ook het bedrijfsleven zooveel<br />

mogelijk in stand blijft en dat derhalve niet alleen de arbeiders<br />

maar ook de ondernemers werk hebben. Wanneer het toch<br />

noodig is, dat bij de werkverschaffing aan normale werkobjecten<br />

wordt gedacht, dan is het weer noodig den ondernemers daarbij<br />

een kans te geven, opdat de ondernemingen met haar administratieven<br />

en technischen staf mee kunnen arbeiden.<br />

De heer Drees heeft in dit verband gevraagd, of het niet<br />

waar is, dat gemeenten een ietwat zonderling gebruik maken<br />

van het instituut der gesubsidieerde werkverschaffing, omdat<br />

zij op deze wijze goedkoop gedaan krijgen, wat zij anders tegen<br />

normale prijzen zouden gedaan krijgen, en hij heeft gevraagd,<br />

of, wanneer de gemeenten het niet kunnen betalen, dan niet<br />

de werken onder normale loonen kunnen worden uitgevoerd,<br />

maar met subsidie van het Rijk. Ik kan deze zaak niet welwillend<br />

beantwoorden. Want het is zóó, dat, wanneer een gemeente<br />

een bepaald werk niet kan betalen, het moet achterwege<br />

blijven. Iedereen moet op het oogenblik tal van dingen nalaten,<br />

die hij gaarne zou willen doen, alleen omdat hij het niet kan<br />

betalen. Gebeuren zulke werken intusschen toch, dan gebeurt<br />

liet niet om de menschen aan een zeker resultaat te helpen,<br />

maar alleen om de arbeiders aan werk te helpen, en dan moet<br />

dat geschieden op werkverschaffingsvoorwaarden.<br />

Een apart woord moet ik spreken over het zeer belangrijk en<br />

ingrijpend onderwerp van den „loontoeslag", dien ik omschrijf,<br />

n'en déplaise den heer Hiemstra, als het inschakelen van het<br />

particuliere eigendom als object van werkverschaffing. De gedachte<br />

is niet nieuw; de heer Louwes heeft reeds voorbeelden<br />

daarvan aangehaald. Toch is er nog zeer weinig aan gedaan en<br />

mijn ambtsvoorganger had ernstige bezwaren. Ik begrijp die<br />

bezwaren volkomen. Eenerzijds hebben wij de moeilijkheid van<br />

de controle. Hoe zullen wij voorkomen, dat, wanneer een ondernemer<br />

een aantal werknemers in dienst heeft, die hij zelf nog<br />

betaalt, omdat hij die nog betalen kan, terwijl een andere werkgever<br />

hulp krijgt, omdat hij ze niet betalen kan; ik zeg: hoe<br />

zullen wij voorkomen, dat de eerste gaat begrijpen verstandiger<br />

te doen door zelf ook geen arbeiders meer te houden.<br />

Een tweede moeilijkheid is de consequenties van deze zaak<br />

met betrekking tot de industrie.<br />

Tegenover deze bezwaren staat evenwel een belangrijk voordeel:<br />

nl. dat het volkomen logisch is. Want de toestand is allerzonderlingst;<br />

dat hier normaal werk is, dat moet gebeuren en<br />

dat gebeuren kan door beschikbare arbeiders, maar dat niet gebeurt;<br />

terwijl ginds die zelfde arbeiders een werk doen, dat niet<br />

normaal is en dat niet behoeft te gebeuren. Dat is in strijd met<br />

de toekomst van de bedrijven en het ware dus volkomen logisch,<br />

dat iüo bedrijven als object van werkverschaffing werden aanvaard.<br />

Wat moet nu de Minister doen, die deze voordeden en deze<br />

970<br />

— 12 DECEMBER 1933.<br />

van Sociale Zaken) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />

nadeelen ziet? Hij moet doen, wat ik in de Memorie van Antwoord<br />

gezegd heb: een proef nemen, welke goed gekozen is<br />

— ..goed" dat beteekent: zóó, dat men met de resultaten rekenen<br />

kan — en de Minister moet er bij zeggen, dat hij geen<br />

enkele consequentie daaruit aanvaardt. Op dit oogenblik willen<br />

wij zien, hoe het werkt en later wil ik beslissen, of ik verplicht<br />

ben het ook elders te doen. Nu echter reeds zeg ik, dat ik daartoe<br />

geen verplichting zal aanvaarden.<br />

Nog een stapje verder gaan, zooals de geachte afgevaardigde<br />

de heer Weitkamp vroeg, en het kleine boertje als zelfstandig<br />

werker in staat te stellen zelf zijn arbeid te verrichten door een<br />

bedrij f sinkomstentoeslag, lijkt mij bedenkelijk. Dit lijkt mij<br />

; mede bedenkelijk, omdat ik dan kom op het terrein van mijn<br />

! ambtgenoot van Economische Zaken, die immers het zijne doet<br />

j om het bedrijf zooveel mogelijk drijvende te houden.<br />

Bij de uitwerking van de proefgedachte zal ik zonder twijfel<br />

rekening houden met de opmerkingen van de geachte afgevaardigden<br />

de hoeren Bakker, Louwes en Loerakker.<br />

Men kan denken aan draineering en afwatering; men kan ook<br />

denken aan slooten en greppels, al wordt daarbij het voorhoofd<br />

van den geachten afgevaardigde den heer Loerakker reeds ietwat<br />

gefronst. Ik zal zeker denken aan het rapport van de Maatschappij<br />

van Landbouw, hetwelk ik ken en waarin de gedachte<br />

van den heer van Houten ook is te vinden, nl. dat men door<br />

plaatselijke commissies met patroons en arbeiders samen de<br />

capaciteit laat bepalen voor de bezetting. Dit alles zijn vragen,<br />

waaraan gehecht moet worden bij die proef, en als de proef genomen<br />

is, dan pas kan er een conclusie uit getrokken worden.<br />

Ten slotte een woord over het derde onderwerp, dat met de<br />

werk-verschaffing samenhangt; het betreft de kampen in Overijssel<br />

en elders. Er zijn tegen die kampen bezwaren gemaakt; ik<br />

kom er dadelijk op terug. Maar ik moet toch opmerken, dat wij<br />

deze centrale werkverschaffing niet zullen kunnen missen, omdat<br />

wij toetsingsmogelijkheid moeten behouden en omdat die<br />

toetsingsmogelijkhcid volstrekt niet altijd aanwezig is op zeer<br />

kleinen afstand.<br />

Overigens geef ik voor mij verre de voorkeur aan werkverschaffing<br />

onmiddellijk in de omgeving en ik doe dat op de volgende<br />

gronden: financieel spaart men reizen en onderdak uit, ik heb<br />

de gedachte aanduidenderwijze reeds genoemd; moreel vermijdt<br />

men, dat de arbeider uit zijn gezin is, en zelfs langen tijd. Het is<br />

ook niet altijd gelukkig, om personen van zeer verschillende<br />

mentaliteit, van zeer verschillende provincialen aanleg, van zeer<br />

verschillende geestelijke opvatting, bij elkander te brengen.<br />

Maar, Mijnheer de Voorzitter, deze bezwaren zeggen allerminst,<br />

dat ik bereid ben om de critiek te aanvaarden, die hier<br />

gehoord is van de heeren van der Zaal, Hiemstra, Sneevliet en<br />

de Visser. Ik moet integendeel zeggen, dat ik mij hoogelijk verbaasd<br />

heb over de betoogen van de heeren van der Zaal en<br />

Hiemstra. Hun betoogen gingen over deze drie onderwerpen:<br />

huisvesting, het soort van arbeiders en de handhaving van de<br />

orde.<br />

Wat de huisvesting betreft, heeft de heer van der Znal een<br />

paar griezelige verhalen over ongedierte gegeven; hij heeft bovendien<br />

gesproken over het kamp te Wierse, Dit kamp te Wierse zal<br />

niet meer worden gebruikt. En wat het ongedierte betreft, de<br />

heer van der Zaal en ik hebben de kampen meermalen bezocht.<br />

Ook mijn beide ambtsvoorgangers hebben de kampen meermalen<br />

bezocht en niet gevonden datgene wat de heer van der Zaal vermeld<br />

heeft; maar ik noem mijn beide ambtsvoorgangers niet,<br />

omdat de heer van der Zaal dan wellicht geneirrd zal zijn om te<br />

zeggen, dat de Ministers de „officieele waarheid" hebben gezien.<br />

Maar de heer van der Zaal en ik, in een tijd, dat niemand er<br />

aan dacht, dat ik nog eenmaal Minister zou worden, hebben die<br />

kampen regelmatig bezocht en hebben ook die ellende niet aangetroffen;<br />

zeker niet als min of meer algemeen.<br />

Ik vraag mij af of het gewenscht is, om aldus te generaliseeren.<br />

Wat het soort arbeiders betreft zijn er ,,bedriegers" en<br />

„ongure typen"; ik citeer. Als dat waar is, dan is het een<br />

booge uitzondering. En is het nu weer wenschelijk om die uitdrukking<br />

te gebruiken en daarmede het geheel toch eigenlijk<br />

te beleedigen? Als de heer van der Zaal aandringt op selectie,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!