You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Vel</strong> 253. 979 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>.<br />
(IJzerman e. a.)<br />
28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />
Vaststelling van hoofdstuk VUB (Departement van Financiën) der Eijksbegrooting voor 1934.<br />
landschen fiscus te bevorderen. Maar ik heb toch min of meer<br />
aannemelijk gemaakt, dat volstrekt niet uitgesloten is, dat de<br />
voordeelen aanmerkelijk grooter zouden wezen dan de nadeelen<br />
en dat de zaak belangrijk genoeg is om nader onderzocht te<br />
worden.<br />
Ik zou daarom den Minister willen vragen, door eenige deskundigen<br />
te doen nagaan, welke gunstige en welke ongewenschte<br />
resultaten van die opheffing te verwachten zijn en of door bepaalde<br />
maatregelen eventueelo ongewenschte gevolgen zouden<br />
kunnen worden voorkomen of beperkt.<br />
Mocht dit onderzoek tot de conclusie leiden, dat de voordeelen<br />
belangrijk grooter zouden zijn dan de nadeelen. dan zal dit zeker<br />
ten gevolge hebben, dat ten bate van de schatkist en van de<br />
eerlijke belastingplichtigen tot opheffing van het bankgeheim<br />
wordt overgegaan. Mocht de conclusie anders luiden, ook dan<br />
zal het onderzoek niet zonder eenig gunstig gevolg blijven; hot<br />
zal dan, als het rapport aan de <strong>Kamer</strong> wordt overgelegd, ten<br />
gevolge hebben, dat voortaan niet meer een deel van den nationalen<br />
tijd door discussies over het bankgeheim in beslag wordt<br />
genomen.<br />
De heer van Poll: Mijnheer de Voorzitter! Ik zou gaarne een<br />
viertal punten met den Minister bespreken:<br />
1°. de quaestie van het bankgeheim, die ook door den<br />
vorigen spreker is aangeraakt;<br />
2°. de kapitaalvlucht;<br />
3°. een kleine opmerking over de vermogensbelasting;<br />
4". de Landarbeiderswet.<br />
Mijnheer de Voorzitter! De heer IJzerman heeft over het<br />
bankgeheim al uitvoerig gesproken; ik kan er in het algemeen<br />
mee volstaan mij bij hem aan te sluiten. In de Memorie van<br />
Antwoord antwoordt de Minister aan de leden, die bezwaren<br />
maken van economischen aard tegen opheffing van het bankgeheim,<br />
dat er inderdaad daardoor zeer ongewensche economische<br />
gevolgen zouden intreden. Ik meen, dat hier gelezen moet worden,<br />
dat het ongewenschte economische gevolgen zou kunnen<br />
hebben, daar dat m. i. toch niet onherroepelijk vaststaat.<br />
Wat in het algemeen die gevolgen betreft, zou ik er op willen<br />
wijzen, dat, wanneer inderdaad de bezwaren tegen die opheffing<br />
van het bankgeheim zoo groot zijn, het dan ook vaststaat, dat<br />
de voordeelen daarvan belangrijk moeten zijn, want indien<br />
er een belangrijke verplaatsing van kapitaal, een belangrijke<br />
vlucht ook van Nederlandsch kapitaal zou plaats hebben als gevolg<br />
van de opheffing van het bankgeheim, dan staat het dus<br />
ook vast, dat op dit oogenblik belangrijke kapitalen aan de opgave<br />
aan den fiscus worden onttrokken en dat er dus belangrijke<br />
voordeelen tegenover staan, indien het bankgeheim zou worden<br />
opgeheven.<br />
Wat betreft het ook door den heer IJzerman genoemde bezwaar<br />
aangaande het afschrikken van buitenlandsch kapitaal,<br />
zou ik in het kort de vraag gesteld willen zien of onder alle omstandigheden<br />
het aanwezig zijn van groote buitenlandsche kapitalen<br />
inderdaad wel een voordeel kan worden genoemd.<br />
Het tweede bezwaar, het wegvluchten van Nederlandsch<br />
kapitaal, houdt onmiddellijk verband met mijn tweede punt,<br />
de kapitaalvlucht in het algemeen. Of inderdaad ten gevolge<br />
van de opheffing van het bankgeheim een belangrijke kapitaalvlucht<br />
zou intreden, hangt natuurlijk voor een belangrijk deel<br />
af van de maatregelen, welke de Regeering eventueel bereid<br />
zou zijn daartegen te nemen. Indien de Eegeering het noodzakelijk<br />
zou oordcelen om inderdaad drastische maatregelen te<br />
treffen, dan geloof ik, dat de kapitaalvlucht als gevolg van de<br />
opheffing van het bankgeheim belangrijk zou kunnen worden<br />
ingeperkt.<br />
Wat nu de kapitaalvlucht in het algemeen betreft, zou ik er<br />
op willen wijzen, dat het toch in de gegeven omstandigheden van<br />
de grootste beteekenis kan worden, dat de Eegeering hiertegen<br />
sterke maatregelen gaat treffen. De rechtsgrond daarvoor is mijns<br />
inziens aanwezig. Indien er werkelijk groote schade zou ontstaan<br />
voor de volksgemeenschap door de kapitaalvlucht. dan is dat<br />
zeker voldoende rechtsgrond om tot werkelijk drastische maatregelen<br />
over te gaan. Die ï-echtsgrond is dan deze, dat de persoonlijke<br />
rijkdom vrijwel steeds verworven wordt ook met mul<br />
Handelingen der Staten-Generaal. — 1933—1934. — II.<br />
delen, die door de volksgemeenschap ter beschikking worden<br />
gesteld, en dat dus ook maatregelen tegen het onttrekken aan de<br />
volksgemeenschap van de voordeelen van den persoonlijken rijkdom<br />
toelaatbaar zijn, onderscheidenlijk zelfs kunnen worden<br />
geëischt. Er is dus alle reden om op dit punt de tot nu toe<br />
misschien te veel gehuldigde individualistische opvatting te herzien.<br />
In aansluiting bij den heer IJzerman zou ik den Minister<br />
willen vragen of de onttrekking van belastbaar kapitaal en misschien<br />
van belastbaar inkomen ten gevolge van het bankgeheim<br />
zijns inziens inderdaad belangrijk kan worden geacht. In elk<br />
geval zou ik den Minister in overweging willen geven in de<br />
richting van opheffing van het bankgeheim zijn aandacht gevestigd<br />
te blijven hourlen.<br />
Wat nu betreft de kapitaalvlucht, afgezien van het bankgeheim,<br />
heeft de Minister bij de algemeene beraadslagingen over<br />
de Eijksbegrooting on 15 November jl., blz. 379, der Handelingen,<br />
zich bereid verklaard zijn aandacht aan de zaak te geven<br />
en zich de vraag te stellen, of wellicht niet mede in de zeer<br />
gewijzigde tijdsomstandigheden eenige aanleiding kan zijn gelogen<br />
nog eens te overwegen of toch niet maatregelen, nis destijds<br />
door den Minister van Financiën voorgesteld, zouden worden<br />
genomen. Het is waarschijnlijk nog te vroeg om nu reeds<br />
te vragen of de aandacht, die de Minister aan die zaak heeft<br />
gewijd, tot eenig resultaat heeft geleid. Ik geef toe, dat het<br />
staatje, dat de Minister in de Memorie van Antwoord heeft<br />
opgenomen, in zake de kapitaalvlucht, er op wijst, dat het verschijnsel<br />
tot nu toe niet zeer onrustbarend is geweest.<br />
De heer Schaper vervangt den heer Euijs de Beerenbrouck op<br />
den Voorzittersstoel.<br />
De heer van PoH: Mijnheer de Voorzitter! Tel ik de daarin<br />
genoemde bedragen op, dan kom ik tot de conclusie, dat vanaf<br />
1923 tot nu toe het vermogen, dat zich hier gevestigd heeft,<br />
ruim 755 millioen bedraagt, en het vermogen, dat vertrokken<br />
is, 6S5 millioen. Het vermogen, dat zich dus hier gevestigd<br />
heeft in dien tijd, is dus belangrijk grooter dan het vermogen,<br />
dat is heengegaan; dit wijst op relatief gunstige toestanden.<br />
Maar in het laatste jaar, in dit staatje genoemd, nl. 1932/1933,<br />
is inderdaad een zeer belangrijke kentering ingetreden; toen ia<br />
13 millioen aan vermogen meer vertrokken dan zich hier gevestigd<br />
heeft. In zooverre is er alle reden om de zaak in het oog<br />
te houden en om niet te wachten met het nemen van maatregelen<br />
tot het euvel een te grooten omvang heeft aangenomen.<br />
Thans wil ik een punt in bespreking brengen, dat niet in de<br />
stukken behandeld is; dat kon ook niet, omdat ik het wil<br />
vragen naar aanleiding van hetgeen de Minister van Economische<br />
Zaken heeft verklaard bij de behandeling van zijn begrooting.<br />
Ik heb den Minister in kennis gesteld van mijn voornemen<br />
om hierover iets te zeggen en de Minister heeft dat<br />
goedgevonden. Zoowel bij de behandeling van cie Jachtwet zelf<br />
als ook nu weer bij de behandeling van den afloop van de heerlijke<br />
jachtrechten bij de begrooting van Economische Zaken is<br />
er de nadruk op gelegd, dat de jachtrechten vermogensbestanddeel<br />
zijn. Bij de nieuwe schatting van de jachtrechten is veelal<br />
een zeer hoog bedrag voor de waarde daarvan geraamd. Ik weet<br />
niet of die raming al haar weerslag heeft gevonden in de aanslagen<br />
in de vermogensbelasting. In elk geval zou ik er de aandacht<br />
van den Minister op willen vestigen, dat deze aanslagen<br />
hierdoor belangrijk verhoogd kunnen worden. In dit verband<br />
zou ik den Minister willen vragen — dit is voor de houding,<br />
die de rechterlijke macht bij eventueele beroepen zou aannemen,<br />
van beteekenis — natuurlijk zonder namen te noemen — om<br />
een statistiekje aan te leggen van de waarde, die aan jachtrechten<br />
is toegekend bij vorige aangiften in de vermogensbelasting,<br />
dus bij aangifte in de vermogensbelasting, die voorafging<br />
aan de vaststelling van de jachtrechten door de tegenwoordige<br />
Jachtcommissie, en van de waarde, die aan die zelfde<br />
objecten is toegekend ten gevolge van de beslissing van do<br />
Jachtcommissie. in dat verband zou de Minister tevens kunnen<br />
nagaan, welke voordeelen er voor den fiscus in gelegen kunnen<br />
zijn om meer rekening te houden met de waarde van do jachtrechten,<br />
zooals vastgesteld door de Jachtcommissie.