04.05.2013 Views

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

Vel 249. 963 Tweede Kamer.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Vel</strong> 251. 971 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>.<br />

28ste VERGADERING. — 12 DECEMBER 1933.<br />

2. Vaststelling van hoofdstuk XA (Departement van Sociale Zaken) der Rijksbegrooting voor 1934.<br />

(Minister Slotemaker de Bruine e. a.)<br />

dan antwoord ik hem, wat hem blijkbaar was ontgaan, dat<br />

reeds maanden geleden een aanschrijving aan de gemeentebesturen<br />

is uitgegaan en dat er geregeld overleg is met de<br />

inspectie, waardoor de selectie veel beter is geworden, voor<br />

zooveel daar überhaupt behoefte aan was.<br />

Eindelijk: de orde, of, gelijk de heer Hiemstra het noemt,<br />

de rechtspositie. Er zijn een paar verhalen gegeven over zonderling<br />

gedrag bij schorsing en over zonderlinge handelingen van<br />

bazen. Het komt voor in al die kampen en onder die duizenden<br />

van arbeiders; maar ook hier mag men niet generaliseeron. En<br />

vooral ben ik uitermate verbaasd, dat de heer Hiemstra dit<br />

onderwerp thans nog heeft behandeld, omdat ik immers kort<br />

geleden een regeling voor de rechtspositie der arbeiders in de<br />

werkverschaffing getroffen heb, waarvan alweer in De Strijd<br />

van verleden week, het orgaan van het N.V.V., staat, dat deze<br />

regeling in orde is.<br />

Ik zie niet goed, waarom, wanneer de dingen in orde gemaakt<br />

zijn, men nog praat over den tijd, toen de dingen nog<br />

niet in orde waren. Ik zie ook niet in, waarom, wanneer er<br />

incidenteele klachten zijn — en die zullen er ongetwijfeld blijven<br />

—, men zich niet richt tot het Departement of tot de Contactcommissies.<br />

En ik geloof, dat het niet gelukkig is, dat de<br />

heer van der Zaal zulk een rede gehouden heeft, omdat het feit,<br />

dat hij vele maanden in de kampen gewerkt heeft, natuurlijk<br />

de menschen doet zeggen, dat hij een autoriteit is, die het wel<br />

weten zal. Wie zulk een naam heeft, moet dubbel voorzichtig<br />

zijn met zijn woorden.<br />

En nu heeft wel is waar die geachte afgevaardigde aan het<br />

einde zijner rede, blz. 953, gezegd. „De kampen staan op hoog<br />

peil in Nederland"; maar hij heeft er bij gezegd, dat zij op nog<br />

hooger peil moeten komen, want de „werkverschaffing mag<br />

niet langer meer zijn een hel". Een hel op hoog peil is een<br />

ietwat ongewone figuur; en het ware dus beter geweest om<br />

ietwat soberder zich uit te drukken.<br />

Dat zeg ik ook, om het gebruik, dat de heeren Sneevliet en<br />

de Visser gemaakt hebben van de uiteenzetting, die de geachte<br />

afgevaardigde gaf. Zij hebben nu gezegd: ziet ge wel," het is<br />

dus een hel! De heer Sneevliet heeft allerlei brieven om het<br />

te bewijzen; ik zou die brieven ietwat critisch beoordeelen, wanneer<br />

ik ze voor mij kreeg. De heer de Visser heeft gezegd, het<br />

zijn Digoelkampen; ziet ge wel, dat ik gelijk heb gehad.<br />

Bij deze gelegenheid heeft intusschen de heer de Visser een<br />

woord gesproken, waarbij ik den vinger leggen moet. Hij heeft<br />

gezegd: de arbeiders moeten tegen deze kampen in verzet<br />

komen. Ik wil van deze plaats de arbeiders een woord van<br />

ernstige waarschuwing doen hooren.<br />

Nu de rechtspositie van de arbeiders goed geregeld is, wil ik<br />

zorgen voor de rechtspositie van mijn inspecteurs, mijn bazen<br />

en mijn koks, die niet mogen worden bedreigd door den een<br />

of anderen onevenwichtigen man, die zich door het opstokende<br />

woord van den heer de Visser laat verleiden tot handtastelijk<br />

verzet. En ik wil wel zeggen, dat wie in de kampen luistert naar<br />

den raad van den heer de Visser - „de arbeiders moeten zich verzetten"<br />

—, dat hij onherroepelijk uit de werkverschaffing en uit<br />

de steunregeling gaat. Acties als van wcrkloozen-strijd-coroité's<br />

en dergelijke zullen in Nederland niet met Overheidsgeld gesteund<br />

worden.<br />

Ik sluit mijn rede met een woord, dat de heer van der Zaal<br />

niet kon spreken, omdat hij zelf in de materie betrokken is,<br />

rnaar dat ik gaarne spreek. Een woord van dank aan de werkers<br />

vanProtestantsch-Christelijke zijde enRoomsch-Katholieko zijde,<br />

van vrijzmnig-Protestantsche zijde en sociaal-democratische<br />

zijde; werkers, die zich zooveel moeite gegeven hebben om het<br />

moeilijke leven van onze arbeiders in de centrale kampen iets<br />

minder moeilijk en iets meer licht te maken.<br />

De Voorzitter: Ik stel voor; aan den heer Drees, als voorsteller<br />

der motie van orde, een spreektijd te verleenen van ten<br />

hoogste tien minuten.<br />

Daartoe wordt besloten.<br />

De heer Drees: Mijnheer de Voorzitter! De Minister is betrekkelijk<br />

uitvoerig ingegaan op de motieven, die mij geleid<br />

Handelingen der Staten-Generaal. — 1933—1934. — II.<br />

(Drees.)<br />

hebben tot het voorstellen mijner motie, en ik meen, dat het<br />

niet juist zou wezen, niet van mijn kant met een enkel woord<br />

op zijn beschouwingen te reageeren.<br />

In de eerste plaats heeft het mij getroffen, dat de Minister<br />

over de Rijksbijdrage in de werkloozenzorg over de jaren 1931,<br />

1932 en 1933 cijfers heeft genoemd en uit de zeer sterke stijging<br />

der cijfers heeft afgeleid, dat die niet kon correspondeeren<br />

met de normale ontwikkeling van de werkloosheid, en van de<br />

toeneming van de percentages der bijdragen, maar dat in dczo<br />

toeneming een aanwijzing zou liggen, dat de gemeenten eigenlijk<br />

door een lawine overstelpt waren en dat beslissingen en<br />

controle te wenschen overlieten.<br />

De Minister heeft de suggestie gegeven, alsof de gevolgen<br />

daarvan van overwegenden invloed op deze cijfers zouden zijn.<br />

Mijnheer de VoorzitterI Ik acht dat bepaaldelijk onjuist. Ik<br />

ben overtuigd, dat er bij massastcun hier en daar misbruiken<br />

voorkomen, en als de Minister daartegen met de meeste kracht<br />

stelling neemt, dan zal dat bij niemand iets anders dan instemming<br />

en steun kunnen vinden. Ik heb mij ook altijd op het<br />

standpunt gesteld, dat het misbruik maken van de steunregeling<br />

of het nemen van lichtvaardige beslissingen, door onvoldoende<br />

controle, voor het bestaan van den steun zelf noodlottig<br />

is niet alleen, maar ook voor het moreel der werkloozen.<br />

Scherpe controle zal inderdaad hier en daar iets kunnen doen<br />

besparen, maar wanneer de Minister den indruk zou willen<br />

wekken, alsof de stijging van 12 tot 46 en dan nog weer tot<br />

75 millioen voor een ook maar eenigszins meetellend deel zou<br />

zitten in fraude of onvoldoende controle, dan moet ik dat met<br />

stelligheid betwisten. In 1931 was de crisiswerkloosheid nog<br />

pas geleidelijk aan het opkomen; het is de Engelsche crisis<br />

geweest, de val van het Pond in het najaar van 1931, die den<br />

grooten stoot heeft gegeven en die de curve van de werkloosheid<br />

in Nederland plotseling sterk heeft doen toenemen. Die val van<br />

het Pond heeft onzen export aanzienlijk benadeeld, heeft in<br />

onzen land­ en tuinbouw ernstige moeilijkheden veroorzaakt,<br />

eveneens in onze industrie en in onze scheepvaart, kortom op<br />

allerlei gebied. Die werkloosheid is in 1932 nog blijven stijgen,<br />

zoodat men kan aanwijzen, welke bedrijven er achtereenvolgens<br />

sterk getroffen werden, terwijl deze werkloosheid pas in 1933<br />

haar hoogtepunt bereikte.<br />

Bovendien hebben wij op den gang van zaken ten aanzien<br />

van de Rijksbijdragen te letten. Hoe staat het daarmee'? In<br />

1931 waren er nog tal van gemeenten, die in het geheel geen<br />

Rijksbijdrage hadden, die er niet om vroegen, die eigen steunregelingen<br />

in vrijheid handhaafden en zich financieel nog konden<br />

bedruipen. Ik geloof, dat zelfs de vier groote steden pas in 1931<br />

onder de Rijksbijdrage gekomen zijn. Zoo kreeg den Haag — ik<br />

neem maar weer deze gemeente, omdat ik die het best ken —<br />

in 1931, naar ik meen, nog slechts f 70 000; als men nu ziet,<br />

dat den Haag f 850 000 heeft gehad over 1933, dan kan men<br />

zegden: dat bedrag is vertienvoudigd, wat een misbruiken<br />

moeten er daar wel zijn! Neen, Mijnheer de Voorzitter, in 1931<br />

is pas laat in het jaar de Rijksbijdrage gekomen.<br />

Dan de groepen, die er bij zijn gekomen; zoo zijn de bouwvakarbeiders<br />

er in het najaar van 1932 bijgekomen en dit verklaart<br />

deels het verschil tusschen 1932 en 1933; in 1931 vielen verder<br />

de visschers er b.v. nog niet onder; die zijn er ook pas later onder<br />

gekomen. Zoo zijn groote groepen arbeiders er geleidelijk onder<br />

gebracht in die drie jaren en bovendien zijn de gemeenten, die<br />

steeds meer uitgeput raakten, mot grootere percentages gesteund.<br />

Daardoor is het gekomen tot de stijging van 12 op 46 en op<br />

75 millioen.<br />

Als de Minister misstanden wil wecnemen, prachticr, maar<br />

dan moet hij niet denk-en aan cijfers, die ook maar in de verste<br />

verte niet benaderen de 29 millioen, die men thans minder aan<br />

de gemeenten wil geven.<br />

Het volgend jaar loopt het vast, hoe gemakkelijk men er ook<br />

thans in meegaat; ik "eg niet, dat do Minister het gemakkelijk<br />

doet, maar er is in de <strong>Kamer</strong> blijkbaar een stemming: het zal<br />

wel in orde komen.<br />

Mijnheer de Voorzitter! Er zal op een oogenblik, dat vele ge­

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!