Hekslootgebied / Spaarndam - Gemeente Haarlem

hand van archeologisch onderzoek of een
rapport kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig
zijn” en de “Aanlegvergunning voorts wordt
verleend indien de aanvrager van de
aanlegvergunning een rapport heeft overlegd
waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld”.l
LTO Noord kan niet instemmen met deze
voorwaarden. Hiermee wordt het aanvragen van
een aanlegvergunning alsnog onlosmakelijk
verbonden met het uit laten voeren van
archeologisch onderzoek zonder daarbij de
verschillende beschermingscategorieën en
bijbehorende bestemmingsregels in acht te
nemen. LTO Noord verzoekt de gemeente
daarom deze voorwaarden uit het
bestemmingsplan te schrappen. De gemeente
is verantwoordelijk voor het aanleveren van de
archeologische onderbouwing en het
voorkomen van schade aan archeologische
waarden in het geval van het aanvragen van
een aanlegvergunning. LTO Noord verwijst
hierbij ook naar de reactie die zij heeft gegeven
op het facetbestemmingsplan Archeologie (d.d.
11 mei 2009).
13 Begrenzing van de bestemming “natuur” (artikel
9) moet worden aangepast conform gebruik en
eigendom. Zie toelichting “begrenzing
EHS/Bestemming Natuur” en “functie volgt
bestemmingsplan een inventarisatie naar (verwachte)
archeologische waarden uitvoert. In het
bestemmingsplan stelt de gemeente vervolgens
voorwaarden aan het uitvoeren van bodemroerende
activiteiten voor die gebieden waarvan in de
inventarisatie is vastgesteld dat ze (potentieel)
archeologisch waardevol zijn.
Een belangrijk element van de wetgeving ten aanzien
van de archeologische monumentenzorg is de
introductie van het veroorzakerprincipe. De
initiatiefnemer van een project met bodemverstorende
activiteiten (verstoorder) kan op grond van het nieuwe
archeologiebeleid bij vergunningverlening
(bouwvergunning, een aanlegvergunning, een
sloopvergunning of een aanvraag voor vrijstelling van
het bestemmingsplan) te maken krijgen met
archeologische voorwaarden.
Op basis van de ABH en de aard van de activiteiten die
worden geïnitieerd kan de initiatiefnemer gevraagd
worden om een archeologisch rapport te leveren waarin
de archeologische waarde van het terrein in voldoende
mate is vastgesteld. Dit betekent dat er een vorm van
archeologisch (voor)onderzoek moet zijn uitgevoerd. De
initiatiefnemer is in beginsel verplicht de uitvoering en
de kosten voor zijn rekening te nemen. Dit geldt voor
iedere initiatiefnemer van bodemverstorende
activiteiten, voor zowel particuliere als commerciële
doeleinden. Het onderzoeksrapport zal door de
gemeente worden getoetst. Bij terugkerende
werkzaamheden in een plangebied waarvoor reeds
eerder een dergelijk rapport is geleverd en
goedgekeurd door de gemeente, is niet opnieuw een
rapport nodig. De waarde is immers al eerder in
voldoende mate vastgesteld.
Voor de beantwoording van deze zienswijzen wordt
verwezen naar de algemene reactie onder B2 en de
beantwoording hiervoor.
57
ja ja ja