Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2 Van beheer naar stedelijke<br />
ontwikkeling<br />
Gebiedsgericht werken, <strong>het</strong> onderwerp van dit <strong>rapport</strong>, is onderdeel van een bredere en<br />
langduriger trend in <strong>het</strong> Haagse beleid naar deconcentratie. Al sinds de jaren tachtig van<br />
de vorige eeuw worden er initiatieven ontwikkeld om de lijnen tussen burger en bestuur<br />
te verkorten en de dienstverlening doelmatiger en efficiënter te organiseren door deze<br />
dichter bij de burger te brengen. Den Haag kiest daarbij voor (ambtelijke) deconcentratie<br />
(<strong>het</strong> gebiedsgericht inrichten van de uitvoering van gemeentelijke taken zonder overdracht<br />
van gemeentelijke bevoegdheden) boven bestuurlijke decentralisatie (<strong>het</strong> overdragen<br />
van bestuurlijke bevoegdheden aan stadsdelen, zoals in Amsterdam en Rotterdam)<br />
(Andersson Elffers Felix, 2009, pp. 10).<br />
Na een aantal voorbereidende stappen – zoals de instelling van stadsdeelportefeuillehouders<br />
en stadsdeelcommissies in 2001 – krijgt <strong>het</strong> deconcentratiebeleid in 2007 daadwerkelijk<br />
gestalte in de nota ‘De Stad Delen’ (Gemeente Den Haag, 2007). In deze nota<br />
wordt de organisatievorm voorgesteld die wij nu kennen, waarin een stadsdeeldirecteur<br />
een stadsdeelorganisatie aanstuurt en waarin stadsdeelwethouders verantwoordelijk zijn<br />
voor de ontwikkeling en uitvoering van stadsdeelplannen en de realisatie van burgerparticipatie.<br />
De nadruk ligt sterk op de uitvoering van beleid. De kwaliteit daarvan moet<br />
omhoog. De nota omschrijft die kwaliteit in termen van “korte lijnen, snelle oplossingen,<br />
herkenbare en toegankelijke ambtenaren en bestuurders, ruimte voor maatwerk waar dat<br />
nodig is” (Idem, pp. 2). Beleidsvorming en bestuurlijke besluitvorming blijven op stedelijk<br />
niveau bij Raad en College.<br />
Het is onvermijdelijk dat bij een dergelijke nieuwe opzet organisatorische en functionele<br />
onduidelijkheden ontstaan. Deze concentreren zich, volgens <strong>het</strong> evaluatie<strong>rapport</strong><br />
van Andersson Elffers Felix, vooral op de relatie tussen de kerndiensten en de gedeconcentreerde<br />
organisaties. Zo kunnen stadsdeeldirecteuren via mandaatverlening beschikken<br />
over een deel van <strong>het</strong> budget van de kerndiensten, echter de budgetverantwoordelijkheid<br />
blijft bij de kerndiensten zelf. Verder bestaan er forse verschillen in de manier waarop<br />
de relatie tussen kerndiensten en stadsdeelorganisaties is vormgegeven. In de evaluatie<br />
van <strong>het</strong> deconcentratiebeleid worden verschillende knelpunten genoemd die betrekking<br />
hebben op de verticale informatiestromen tussen stadsdeelorganisaties en kerndiensten.<br />
Daarnaast blijkt <strong>het</strong> moeilijk om integraal te werken; samenwerking tussen stadsdeelorganisaties<br />
en kerndiensten vindt grotendeels op ad hoc basis plaats. Ten slotte wordt<br />
geconstateerd dat administratieve diensten van de kerndiensten onvoldoende op elkaar<br />
aansluiten (Andersson Elffers Felix, 2009, pp. 32).<br />
Er wordt in de verschillende nota’s veel over burgers gesproken. Maatschappelijke<br />
<strong>partners</strong>, zoals woningcorporaties, politie en welzijnsinstellingen, worden echter nauwelijks<br />
genoemd. Toch spelen deze een belangrijke rol in de uitvoering (en niet zelden ontwikkeling)<br />
van <strong>het</strong> stedelijk beleid. Uit de evaluatie blijkt dat de samenwerking als <strong>het</strong> gaat<br />
om beheerstaken vrij soepel verloopt. Er wordt gesproken over meer ‘doorzettingsmacht’.<br />
Wijken in uitvoering 11