Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
Lees het rapport - Reith | Hendriks & partners
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
52<br />
beleidsdoelstellingen realiseren’. Daarmee willen we uitdrukken dat unilateraal sturen<br />
zowel onrealistisch als ongewenst is in MSG-situaties.<br />
‘Onrealistisch’ als je de notie van een instabiele beleidsruimte met alles wat daaraan<br />
vast zit weer voor ogen haalt. We hebben in 8.2 gezien dat de centrale stad een van de partijen<br />
is – en niet altijd de meest invloedrijke – in een gefragmenteerde, instabiele beleidsruimte.<br />
De activiteiten van de centrale directies zijn slechts een van de vectoren in <strong>het</strong><br />
ingewikkelde krachtenveld van multistakeholder governance. Het is bovendien niet vanzelfsprekend<br />
dat de centrale stad boven de partijen staat. Vaak is zij partij in een conflict<br />
bijvoorbeeld. We hebben ook gezien dat de werking van de gebruikelijke beleidsinstrumenten<br />
beperkt is, als we al weten welke <strong>het</strong> meest effectief kunnen worden ingezet. De<br />
conclusie is dat er geen garantie bestaat dat centrale beleidsmakers hun ideeën of doelstellingen<br />
ongeschonden overeind houden in de dynamiek van MSG.<br />
Het is de vraag of je dit ook zou moeten willen. Het hele idee van gebiedsgericht werken<br />
is immers om een zekere mate van zelfsturing te creëren en de direct betrokkenen zeggenschap<br />
te geven over beleidsvorming en -uitvoering (“<strong>het</strong> stimuleren van zelfinitiatief,<br />
eigen verantwoordelijkheid en maatschappelijk ondernemerschap”). In de tweede plaats<br />
kan sturing uit democratische overwegingen onwenselijk zijn. Een van de ideeën achter<br />
<strong>het</strong> invloed geven aan belangengroepen en maatschappelijke organisaties (naast de<br />
instrumentele reden dat maatschappelijke organisaties dichter bij de problemen staan en<br />
deze beter begrijpen) is gelegen in <strong>het</strong> versterken van de democratische input van deze<br />
organisaties. Al te sterke beïnvloeding door de overheid zou dit democratische effect<br />
tenietdoen. De conclusie is dat je je bij gebiedsgericht werken open stelt voor de andere<br />
partijen in <strong>het</strong> beleidslandschap, dat je leert van anderen. Dat je in <strong>het</strong> beleidsproces<br />
lokale kennis toelaat in de verwachting dat <strong>het</strong> beleid daarmee beter aansluit bij de<br />
behoeften van de doelgroep, minder weerstand oproept en een groter draagvlak verwerft.<br />
Daarmee geeft een centrale beleidsdirectie per definitie een deel van de greep op <strong>het</strong> proces<br />
uit handen. Je kan niet meer voorspellen waar je gezamenlijk uitkomt bij <strong>het</strong> vorm<br />
geven aan beleid. Daar staat tegenover dat je de voorwaarden creëert dat je inzichten verwerft<br />
over <strong>het</strong> beleidsvraagstuk of de uitvoering van voorgenomen beleid die je vanuit een<br />
centrale positie onmogelijk kunt hebben.<br />
Volgens ons zijn er vier doorslaggevende redenen voor een richtinggevende invloed<br />
van de centrale overheid op MSG:<br />
1. Input van democratisch tot stand gekomen standpunten van gekozen vertegenwoordigers<br />
in <strong>het</strong> gebiedsgerichte proces.<br />
2. Het bewaken van de voortgang en daarmee de effectiviteit van <strong>het</strong> beleidsproces.<br />
3. Het bewaken van de kwaliteit van <strong>het</strong> democratisch proces.<br />
4. Het organiseren en bewaken van financiële verantwoording.<br />
Zoals we al eerder zeiden wordt de overheid, terecht, nog altijd beschouwd als hoeder van<br />
<strong>het</strong> democratisch proces. Dat betekent niet dat stakeholders ondemocratisch bezig zouden<br />
zijn in hun betrokkenheid bij gebiedsgericht werken. Echter, belanghebbenden opereren<br />
– uit de aard der zaak – in de eerste plaats vanuit hun eigenbelang (Baumgartner &<br />
Leech, 1998, pp. 57). Bijvoorbeeld, woningcorporaties moeten winst maken; hun bouw-