Verzameld werk - Tropische jaren - De open ruimte
Verzameld werk - Tropische jaren - De open ruimte
Verzameld werk - Tropische jaren - De open ruimte
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Cornets de Groot www.cornetsdegroot.com<br />
<strong>Tropische</strong> <strong>jaren</strong> 9<br />
woonde ik. Daar woonde Otto Unversagt met zijn drie broertjes. Lange blonde jongens.<br />
Ze werden op 10 mei opgepakt, omdat de Duitsers werden opgepakt. Later moesten ze<br />
onder de dreiging van de Japanse opmars naar Australië. Hun boot verging na een<br />
torpedo-aanval. <strong>De</strong> kapitein en de bemanning wisten zich te redden. Maar de<br />
gevangenen niet. Die stierven vloekend en vechtend en biddend en happend naar lucht<br />
in het dichtgehouden ruim. Mijn moeder huilde om het bericht, maar ik geloofde het<br />
verhaal niet, ik kon het niet geloven. Haat, wraakzucht - ik wist er voldoende van. Maar<br />
een kapitein op een boot - vrouwen, kinderen, weerlozen in angst en doodsnood<br />
achterlaten en zelf vol zorg om het vege lijf? Zoiets doet een kapitein niet! Men moet niet<br />
geloven dat een kapitein in een rechtvaardige oorlog, dit was toch een rechtvaardige<br />
oorlog...?<br />
En dus geloofde ik ten slotte dat een jongen die om geen oorlog had gevraagd, verraden<br />
werd en vermoord, niet door een domme torpedo, ach nee, maar door het misdadig<br />
hoger recht, het recht van de slimste, ter wille van het hogere, nog hogere, en hoger<br />
kunnen de golven van de wanhoop niet gaan...<br />
Er woonde nog een jongen in onze straat: Robbie Bron. Zijn vader was iets hoogs in het<br />
leger en, naar ik later hoorde, iemand uit het verzet. Zijn moeder was een bijzonder<br />
mooie vrouw. Hij vroeg ons wel eens bij zich thuis, want een straatjongen zoals de<br />
meesten van ons was hij niet. Hij wist ook altijd alles beter: hoe je Engelse woorden<br />
uitsprak, hoe een periscoop <strong>werk</strong>te, en hij kende Nederlandse woorden, zo uit het boek<br />
vandaan en in Batavia volstrekt levenloos, maar imponerend van klank.<br />
Een onbegrijpelijk en betreurenswaardig gevoel van afgunst maakte zich van mij<br />
meester. Was het zijn betwete-<br />
[p. 16]<br />
righeid die mij prikkelde? Ik voelde daar heerszucht achter, gelijkhebberigheid op zijn<br />
minst. Zijn knappe vader wist op elk waarom het juiste antwoord. Kennis, macht werd<br />
Robbie moeiteloos bijgebracht. Maar toch - betrof mijn afgunst zijn moeder niet? Ik hoop<br />
achteraf dat het zijn mooie moeder was, die zich altijd op de achtergrond hield -<br />
zwijgzaam, mysterieus, het haar hoog opgestoken: een te zware last haast voor die te<br />
ranke hals -, dat zij het was die mij, heel in het geheim, aantrok, en mij ervan dromen<br />
deed dat ook mijn moeder dat bezitten mocht: zo'n verblindende schoonheid... Ik moest<br />
hem wel van mij af stoten. Maandenlang sloten we hem uit van ons spel en meden zijn<br />
huis.<br />
Maar op een avond hield zijn vader mij staande, niet eens onwelwillend, en vroeg me<br />
met hem mee te l<strong>open</strong>. Ik volgde hem zwijgend en nieuwsgierig naar hun tuin, en daar<br />
stond Robbie, die stoere krullebol.<br />
'Nou,' zei zijn vader, 'je wilt zo graag herrie, ga je gang dan maar.'<br />
Ik zag er onmiddellijk van af me in de nabijheid van deze man, iets hoogs in het leger,<br />
en een toekomstig verzetsman, onwaardig te gedragen. Geen fight/flight-reaction. Ik heb<br />
dat niet, en zeker niet nadat ik in een hinderlaag gel<strong>open</strong> ben. Mijn eerste opwelling is<br />
altijd: niets doen. Die van Robbie was heel anders, helaas. Hij kreeg me zonder<br />
problemen tegen de vlakte en ging, zittend op mijn borst, met zijn vuisten op mijn<br />
voorhoofd tekeer. Hij had me natuurlijk met gemak een paar blauwe ogen kunnen<br />
bezorgen, een bloedneus, een door de tanden geslagen lip, maar dat deed hij niet. Dat<br />
was de afspraak met zijn vader niet. Ik gaf geen kik, ik liet hem begaan tot zijn vader er<br />
genoeg van had. Achter in de tuin plukte zijn moeder zwijgend een roos.<br />
Maanden later, vlak voor we naar de Tweede Straat zouden verhuizen, liep ik bij avond<br />
langs zijn huis. Opeens zat hij achter me aan. Mijn voet kreeg vleugels, mijn stem een<br />
volume dat het einde van de sterrenhemel bereikte. Toen pas voelde ik me laf. Dat was<br />
ik ook, een ellendig schijthuis, Hij kan me hoogstens doodslaan, had ik moeten weten,<br />
meer is voor hem niet mogelijk.