Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Van</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> <strong>wil</strong> <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>vrije</strong> <strong>wil</strong>... – eindverhan<strong>de</strong>ling – <strong>Merijn</strong> <strong>Fagard</strong> – 2006-‘7 – A. Burms<br />
Deze tegenwerping lijkt ons gerechtvaardigd en wij menen dat daarop door Steiner als<br />
volgt zou wor<strong>de</strong>n geantwoord. Ten eerste is er ook een ervaringsbereik, toegankelijk voor <strong>de</strong><br />
zien<strong>de</strong> mens, waar <strong>de</strong> blin<strong>de</strong> werkelijk geen enkele toegang toe heeft. Dit is het bereik van <strong>de</strong><br />
kleuren. Ook wanneer dan over <strong>de</strong> innerlijke wetmatighe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge samenhangen<br />
die gel<strong>de</strong>n binnen het kleurbereik wordt gesproken, kan dan <strong>de</strong> blin<strong>de</strong> op geen enkele manier<br />
meepraten. Een reductionistische kleurenleer, waarin het kleurfenomeen wordt gereduceerd<br />
tot elementen die wel toegankelijk zijn voor <strong>de</strong> ervaring van iemand die blind is, kan iemand<br />
die blind is misschien nog begrijpen. Goethes kleurenleer echter, waarin <strong>de</strong> wetmatige<br />
samenhang van het kleurfenomeen wordt behan<strong>de</strong>ld, zou <strong>de</strong>ze daarentegen op geen enkele<br />
manier in zijn wereld kunnen plaatsen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> manier als <strong>de</strong> alternatieve toegang die <strong>de</strong><br />
zien<strong>de</strong> heeft ten opzichte van <strong>de</strong> blin<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> ruimtelijke aspecten van <strong>de</strong> werkelijkheid. Er is<br />
dus een gebied, binnen het bereik van het zien, dat zich wel <strong>de</strong>gelijk aan <strong>de</strong> ervaring van <strong>de</strong><br />
blin<strong>de</strong> onttrekt. En ook <strong>de</strong> samenhang van dit bereik met <strong>de</strong> ervaringswereld van <strong>de</strong> blin<strong>de</strong><br />
onttrekt zich dan aan <strong>de</strong> ervaring van <strong>de</strong>ze laatste (hoewel hij het wel zou kunnen begrijpen:<br />
namelijk kleuren als mogelijke eigenschappen die ver<strong>de</strong>r differentiëren tussen verschillen<strong>de</strong><br />
oppervlakken). Ten twee<strong>de</strong> is het niet zo dat Steiner niet van samenhangen getuigt die zijn<br />
bovenzinnelijke ervaringen verbin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> louter zintuiglijke. En het is ook niet zo dat<br />
<strong>de</strong>gene die zijn uitspraken daarover bestu<strong>de</strong>ert, <strong>de</strong>ze samenhangen niet zou kunnen begrijpen<br />
(ook al ervaart hij het voorkomen ervan niet). De manier waarop Steiner over <strong>de</strong>ze<br />
samenhangen spreekt is bijvoorbeeld niet van die aard dat daarin inconsequenties zou<strong>de</strong>n<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n ont<strong>de</strong>kt. Wel spreekt hij echter over <strong>de</strong>ze samenhangen vooral binnen<br />
gebie<strong>de</strong>n die min<strong>de</strong>r eenvoudig voor exacte on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>s toegankelijk zijn, zoals<br />
bijvoorbeeld het gebied van <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis of <strong>de</strong> pedagogie (meer in het algemeen: <strong>de</strong><br />
menswetenschappen). Ook indien het succes van <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> steinerpedagogie nog geen<br />
‘bewijs’ is voor <strong>de</strong> waarheid van Steiners uitspraken over <strong>de</strong> ‘geestelijke wereld’, dan nog is<br />
het wel zo dat <strong>de</strong>ze uitspraken <strong>de</strong> pedagogen die binnen <strong>de</strong> steinerscholen werken in hun<br />
han<strong>de</strong>len lei<strong>de</strong>n en dat voor hen het succes daarvan wel daarmee samenhangt. Ten <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zou<br />
Steiner waarschijnlijk opmerken dat zijn wereldbeschouwing wel bepaal<strong>de</strong> vragen<br />
beantwoordt, die binnen een wereldbeschouwing die louter het zintuiglijk waarneembare<br />
accepteert eveneens bestaan, echter daar niet bevredigend beantwoord kunnen wor<strong>de</strong>n. Het<br />
gaat dan over vragen als die <strong>naar</strong> <strong>de</strong> dood en of het mogelijk is voor <strong>de</strong> mens om zich nog<br />
welke situatie gebruik van te maken. Met name kunnen <strong>de</strong>rgelijke bewijzen niet geleverd<br />
wor<strong>de</strong>n wanneer <strong>de</strong> ingewij<strong>de</strong> zich daartoe op <strong>de</strong> ene of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re manier onvrij verplicht<br />
voelt. In dat geval leeft <strong>de</strong>ze laatste liever in <strong>de</strong> situatie, zijn toehoor<strong>de</strong>rs niet te<br />
overtuigen.)<br />
137