Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Van de goede wil naar de vrije wil… - Merijn Fagard
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Van</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> <strong>wil</strong> <strong>naar</strong> <strong>de</strong> <strong>vrije</strong> <strong>wil</strong>... – eindverhan<strong>de</strong>ling – <strong>Merijn</strong> <strong>Fagard</strong> – 2006-‘7 – A. Burms<br />
waar we dit verloop dan wel uit zou<strong>de</strong>n moeten(, mogen of kunnen) halen. Voor Steiner staat<br />
daarmee vast dat het <strong>de</strong>nken een inhoud heeft die ‘op zichzelf berust’ in plaats van afhankelijk<br />
te zijn van het <strong>de</strong>nken<strong>de</strong> subject. Voor haar verschijnen is zij dat wel. Het subject richt zich<br />
echter daarbij, vanuit zichzelf, <strong>naar</strong> <strong>de</strong> objectieve inhoud van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e. Het <strong>de</strong>nken is daarom<br />
voor Steiner in zekere zin een subject- en objectonafhankelijke, soevereine kwaliteit.<br />
3.2.1.5.1. Karl Bühler, Gottlob Frege en Steiner<br />
De intuïtief gegeven gedachte-inhou<strong>de</strong>n vormen daarmee een rijk op zich in <strong>de</strong> menselijke<br />
psyche. Dit rijk toont <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kenmerken. Het reveleert (1) een zelfstandige inhoud die<br />
bovendien (2) objectief is en ook objectief in zichzelf samenhangend is. Tot het eerste<br />
kenmerk is naast Steiner ook Bühler mid<strong>de</strong>ls heel concreet on<strong>de</strong>rzoek en een sluiten<strong>de</strong><br />
argumentatie gekomen. Hij merkt het op en werpt daarmee een steen in <strong>de</strong> empiristisch-<br />
positivistische traditie die <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkinhou<strong>de</strong>n wenst af te lei<strong>de</strong>n uit aan <strong>de</strong> mens zintuiglijk<br />
gegeven materiaal (reductionisme, nominalisme). Frege accepteert vooral het twee<strong>de</strong> kenmerk<br />
van <strong>de</strong> gedachte-inhou<strong>de</strong>n, waaruit hij echter <strong>de</strong> conclusie trekt dat gedachten dus moeten<br />
bestaan buiten <strong>de</strong> menselijke geest. Deze laatste ‘vat’ hen enkel (maar produceert hen niet,<br />
zoals Steiner stelt). Op die manier vormen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekingen van Bühler een aanvulling op<br />
Steiners argumentatie en blijkt Frege een interessante discussiepartner voor hem aangezien<br />
bei<strong>de</strong> een uitgangspunt <strong>de</strong>len maar een conclusie van elkaar verschillen. In volgor<strong>de</strong><br />
bespreken we hier <strong>de</strong> argumentatie en het on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> baanbreken<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoekers (Frege is in het <strong>de</strong>nken geïnteresseerd vanuit <strong>de</strong> logica, Bühler vanuit<br />
<strong>de</strong>nkpsychologisch standpunt).<br />
Bühler<br />
Ook Bühler kent, wat wij ‘Steiners mentale kaart’ zullen noemen. 94 Hij komt daartoe op basis<br />
van empirisch gevoer<strong>de</strong> <strong>de</strong>nkpsychologische observaties ten aanzien van zeer concrete<br />
<strong>de</strong>nkprocessen. Bühler <strong>wil</strong> <strong>de</strong>nkprocessen uitlokken, hen beschrijven en vervolgens op zoek<br />
gaan <strong>naar</strong> algemeen weerkeren<strong>de</strong> eigenschappen in <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkbeschrijving. Daartoe legt hij in<br />
94 Vergelijk sectie 4.2.<br />
69