02.06.2013 Views

PUBLICATIES VAN DE EERSTE 10 JAAR VAN DE REFORMATOR

PUBLICATIES VAN DE EERSTE 10 JAAR VAN DE REFORMATOR

PUBLICATIES VAN DE EERSTE 10 JAAR VAN DE REFORMATOR

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

126<br />

en ziel deel aan heeft. En vooral ziet de Schrift in het hart van de mens en naar de<br />

wortel en de bron van alle zonde, n.l. het ongeloof in het diepst van het hart. Zoals dan<br />

ook het geloof alleen rechtvaardig maakt en door de Geest lust geeft aan goede<br />

werken, zo zondigt ook alleen het ongeloof, terwijl het vleselijke begeerten opwekt en<br />

lust geeft tot slechte werken; zoals ook met Adam en Eva in het paradijs geschiedde<br />

(Gen. 3: 6).<br />

Daarom noemt Christus alleen het ongeloof zonde, zoals hij zegt in Joh. 16: 8: "De<br />

Geest zal de wereld bestraffen om de zonde, omdat zij in mij niet geloven." Daarom<br />

ook moet, vóórdat goede of kwade werken geschieden als goede en kwade vruchten -<br />

eerst in het hart geloof of ongeloof zijn als wortel, sap en oerkracht van alle zonde, die<br />

in de Schrift ook daarom de kop van de slang of van de Oude Draak genoemd wordt,<br />

die door het zaad van de vrouw n.l. door Christus vertreden moet worden, zoals aan<br />

Adam beloofd werd (Gen. 3: 15).<br />

Genade en gave zijn aldus te onderscheiden, dat genade eigenlijk betekent Gods gunst<br />

en goedheid, die Hij tegenover ons in Zichzelf heeft, waardoor Hij Christus en de<br />

Geest met Zijn gaven in ons wil uitstorten, zoals in 5: 15 duidelijk blijkt, waar Paulus<br />

zegt: Genade en gave in Christus enz. Hoewel nu de gaven en de Geest dagelijks in<br />

ons vermeerderd worden, maar nog niet volkomen zijn, zodat nog kwade lusten en<br />

zonde, die tegen de Geest strijden, in ons blijven, zoals hij zegt Rom. 7: 14 en Gal. 5:<br />

17, en zoals Gen. 3: 15 de strijd wordt aangekondigd tussen het zaad van de vrouw en<br />

van de slang, zo doet toch de genade zóveel, dat wij gerekend worden als geheel en<br />

volkomen gerechtvaardigd voor God. Want Zijn genade verdeelt en splitst zich niet,<br />

zoals de gaven doen, maar neemt ons geheel en al op in Zijn gunst om Christus' wil,<br />

die onze Voorspraak en Middelaar is, en om het goede werk, dat in ons begonnen is.<br />

Zo verstaat u ook het zevende hoofdstuk, waar Paulus zichzelf nog een zondaar<br />

noemt, terwijl hij toch in 8: 1 zegt, dat er niets verdoemelijks is aan degenen, die in<br />

Christus Jezus zijn, omwille van de onvolkomen gaven en van de Geest. Door ons<br />

vlees, dat nog niet aan de zonde gestorven is, zijn wij nog zondaars; maar omdat wij in<br />

Christus geloven en de eerstelingen van de Geest hebben, is Gods gunst en genade zó<br />

over ons, dat Hij deze zonde niet rekenen of oordelen wil, maar naar het geloof in<br />

Christus met ons handelt, totdat de zonde gedood wordt.<br />

Geloof is niet de menselijke waan en droom, waarvoor sommigen het geloof houden.<br />

En wanneer zij zien, dat er geen verbetering van het leven en geen goede werken<br />

volgen, en zij toch over het geloof veel kunnen horen en spreken, komen zij tot deze<br />

dwaling: het geloof is niet genoeg, men moet ook werken doen, wil men vroom en<br />

zalig worden. Daardoor komt het, dat zij bij het horen van het evangelie er dadelijk op<br />

ingaan en zich op eigen gezag een gedachte in hun hart vormen: Ik geloof. En dat<br />

houden zij dan voor een echt geloof. Maar, daar het slechts een menselijke waan en<br />

gedachte is, waar van de grond van het hart niets bemerkt, bereikt zij niets en volgt er<br />

geen levensvernieuwing op.<br />

Maar geloof is een goddelijk werk in ons, waardoor wij veranderd en uit God nieuw<br />

geboren worden (Joh. 1: 13); het doodt in ons de oude Adam en maakt ons tot mensen,<br />

die geheel anders van hart, gemoed, zin en krachten zijn, en brengt de Heilige Geest<br />

met zich mede. O, het geloof is een levend, bezig, werkzaam en machtig ding,<br />

waarvan het onmogelijk is, dat het niet voortdurend het goede zou werken. Het geloof<br />

vraagt ook niet, of er goede werken te doen zijn, maar, vóórdat men het vraagt, heeft<br />

het ze al gewerkt en het is altijd bezig. Wie echter zulke werken niet doet is een mens<br />

zonder geloof; hij tast en ziet rond naar geloof en goede werken, en hij weet noch wat<br />

geloof is, noch wat goede werken zijn, en toch praat hij en maakt vele woorden over<br />

geloof en goede werken.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!