4 TRENDS EN ONTWIKKELINGEN IN DE GEHANDICAPTENZORG4.1 Maatschappelijke positie van mensen met beperkingenDe huidige maatschappelijke positie van mensen met beperkingen in relatie tot <strong>het</strong> overheidsbeleidis helder door De Klerk in beeld gebracht (SCP-Rapportage Gehandicapten2002). In <strong>het</strong> rapport is nagegaan in welke mate mensen met lichamelijke beperkingen ofverstandelijke handicaps deelnemen aan de samenleving op verschillende domeinen: onderwijs,arbeid, inkomen, vrije tijd, wonen en <strong>zorg</strong>. De eindevaluatie van De Klerk is kritisch.Er valt nog zeer veel te verbeteren.Veel nieuw ingevoerde wetgeving (op <strong>het</strong> gebied van gelijke behandeling, arbeids-(re)ïntegratie en (speciaal) onderwijs) en de daarmee samenhangende voorzieningen zijnerop gericht om mensen met beperkingen meer te laten deelnemen aan de maatschappijof hen te compenseren wanneer die deelname problematisch is. Dat doel is volgens <strong>het</strong>SCP maar gedeeltelijk bereikt. Voor een deel komt dat doordat de wetten een te korte geschiedenishebben om nu al effecten van de invoering te mogen verwachten.Daar waar wetgeving al langer van kracht is, zoals de Wet Voorzieningen Gehandicapten(WVG), is een erg wisselend beeld te zien. Dankzij die wet beschikken zeer veel mensenmet beperkingen over woningaanpassingen. Hierdoor zijn ze, naar hun eigen mening,minder afhankelijk van anderen en kunnen ze langer zelfstandig blijven wonen. Over deWVG-voorzieningen voor vervoer zijn gebruikers minder positief. Terwijl mensen met beperkingenvroeger een vergoeding kregen waarmee zij hun zelfgekozen vervoer betaalden,zijn zij nu vaak aangewezen op collectief vervoer. Dit laatste blijkt in de praktijk vooraltot een gebrek aan flexibiliteit te leiden, waardoor mensen met beperkingen met namein hun vrije tijdsactiviteiten worden beknot.Keuzevrijheid en toegankelijkheidDe nieuwe wetgeving heeft niet alleen tot doel de feitelijke deelname aan de samenlevingte vergroten, ze is er ook op gericht de keuzevrijheid van mensen met beperkingen uit tebreiden. Ook hier is de vraag of dit echt lukt. Keuzevrijheid bestaat bij de gratie van toegankelijkheid.Als delen van de samenleving feitelijk zijn afgesloten voor mensen met beperkingenvalt er niets te kiezen.Uit de gegevens in <strong>het</strong> SCP-rapport blijkt, dat Nederland nog steeds onvoldoende toegankelijkis voor mensen met beperkingen. Dat geldt zowel voor <strong>het</strong> onderwijs, de arbeidsmarkt,openbare gebouwen, als de eigen woning, openbaar vervoer, <strong>zorg</strong>, vrijwilligerswerken <strong>het</strong> verenigingsleven.Er wordt wel beleid gevoerd om die toegankelijkheid te verbeteren, maar de maatregelenzijn onvoldoende verplichtend, waardoor men zich er gemakkelijk aan kan onttrekken. Dein 2003 van kracht geworden ‘aanbouw’-Wet Gelijke Behandeling voor gehandicapten enchronisch zieken richt zich voorlopig alleen op discriminatie bij arbeid, beroepsonderwijsen openbaar vervoer. Met de persoonsgebonden financiering wil men de positie van gehandicaptenop de arbeidsmarkt en in <strong>het</strong> onderwijs versterken, maar er zijn voor werkgeversen scholen weinig prikkels en sancties. Nieuwe gebouwen en middelen voor openbaarvervoer moeten voor gehandicapten toegankelijk zijn, maar de aanpassing van bestaandefaciliteiten wordt als te kostbaar beschouwd.Een geheel andere kant van de toegankelijkheid is dat men over de financiële middelenmoet beschikken om mee te doen. Bij een minderheid van de personen met beperkingenschort <strong>het</strong> daaraan. Ze beschikken niet over de middelen voor een normaal uitgaansgedrag,sociaal verkeer of voor hand- en spandiensten. Onder deze groep is sprake van socialedeprivatie, die des te schrijnender is nu de private rijkdom in Nederland zo sterk istoegenomen. Uit recent onderzoek van de CG-Raad blijkt, dat in 2004 – als gevolg van29
<strong>het</strong> huidige kabinetsbeleid – <strong>het</strong> inkomen van veel mensen met beperkingen verder achteruitis gegaan.Het ontbreken van inkomen uit arbeid is een van de verklaringen voor de armoede. Verhogingvan de arbeidsdeelname van personen met beperkingen vormt een belangrijkesleutel tot de oplossing van dit probleem. Een deel van de gehandicapten zal voor huninkomen afhankelijk blijven van uitkeringen die niet ver van <strong>het</strong> sociaal minimum afliggen.Gezinnen met gehandicapte kinderen kunnen aanspraak maken op een vast bedrag, datnaar eigen inzicht kan worden besteed aan de extra kosten die <strong>het</strong> hebben van beperkingenmet zich meebrengt, de zogenaamde TOG-regeling. 6 Naast de eenvoud spreektvooral de keuzevrijheid van deze regeling aan. In haar advies ‘De handicap van de samenleving’(2002) bepleitte de RMO een vergelijkbare ‘participatietoeslag’ voor alle mensenmet beperkingen.Volwassen personen met een verstandelijke handicap wonen in steeds grotere getalezelfstandig in een gewone wijk. In de praktijk blijkt de integratie op problemen te stuiten,zoals bij de vrije tijdsbesteding. Personen met een verstandelijke handicap beschikkenvaak niet over een netwerk van mensen met wie ze dingen kunnen ondernemen. Velenblijven hiervoor afhankelijk van familie of begeleiders van een woonvoorziening.Cliënten die in een instelling wonen maken gebruik van een integraal aanbod op <strong>het</strong> gebiedvan wonen en dagbesteding. Wanneer zij zelfstandig gaan wonen, ontbreekt dezesamenhang. Mensen met een verstandelijke handicap hebben behoefte aan ondersteuningvan de regiefunctie om zelf huursubsidie aan te vragen, vervoer of thuis<strong>zorg</strong> te regelen.Bij verdergaande deïnstitutionalisering vormen continuïteit en toegankelijkheid van(medische) <strong>zorg</strong> en ondersteuning een belangrijk aandachtspunt.Samen leven in de samenlevingDe Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) en de Raad voor de MaatschappelijkeOntwikkeling (RMO) sc<strong>het</strong>sen in de in 2002 uitgebrachte adviezen over ‘community care’,de voorwaarden voor een verdere participatie en integratie van mensen met beperkingenin de samenleving.De RMO wijst – net als <strong>het</strong> SCP en de RVZ – op tendensen in de maatschappij die participatievan mensen met beperkingen tegenwerken (“de praktijk van tegendraadse werkingen”):efficiency in <strong>het</strong> openbaar vervoer, tekort aan leerkrachten en prestatiegerichtheidop de scholen, wachtlijsten in de <strong>zorg</strong>, gebrek aan afstemming tussen verschillendedienstverlenende voorzieningen (spanningsveld samenwerking en concurrentie), <strong>het</strong>maximaliseren van de arbeidsproductiviteit en <strong>het</strong> kleiner worden van de sociale netwerkenin de directe omgeving. Er zal voor mensen met beperkingen meer ‘includerend’ moetenworden gedacht.De RMO bepleit landelijke aansturing van een gedifferentieerd beleid voor sociale infrastructuuren sociale participatie over de grenzen van de verschillende beleidsterreinenheen. De uitvoerende regie hoort volgens de RMO in principe thuis bij de lokale overheden.Gemeenten moeten voor deze taak worden toegerust en ondersteund.Ook de RVZ meent dat <strong>het</strong> ‘samen leven in de samenleving’ op lokaal niveau gestaltemoet krijgen. Gemeenten moeten helpen alternatieven voor <strong>het</strong> bestaande aanbod te creerenen algemene voorzieningen voor mensen met beperkingen toegankelijk te maken.Hiertoe moeten zij lokale en regionale partijen bij elkaar brengen en onderlinge samenwerkingbevorderen. Zo kan opname in instellingen zich volgens de RVZ geleidelijk aanbeperken tot mensen voor wie de beschikbare ondersteuning niet voldoende is.6 De TOG-regeling is de Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten Thuiswonende Gehandicapte kinderen.In 2003 maakten 26.436 kinderen van deze regeling gebruik (Winkel e.a. 2004).30
- Page 3 and 4: Postbus 4822300 AL LeidenTel: 071 5
- Page 5 and 6: 7. Ondernemerschap in zorgzaken 797
- Page 7 and 8: Het lokale beleid is bepalend voor
- Page 9 and 10: Commerciële zorgorganisaties met e
- Page 12 and 13: 1 INLEIDING1.1 Doelstelling, achter
- Page 14: Ook zijn gesprekken gehouden met sl
- Page 17 and 18: slechtzienden. Veel aandacht is nod
- Page 19 and 20: In 2020 bestaat een kwart van de Ne
- Page 21 and 22: de uitgaven aan gezondheidszorg in
- Page 23 and 24: het BBP van 2020 is in dat geval 7,
- Page 25 and 26: 3.2 Modernisering van de AWBZTegeli
- Page 28 and 29: Aan mensen met beperkingen worden t
- Page 32 and 33: Hoewel er brede steun is voor de fi
- Page 34 and 35: Tabel 4.2: Woon-, verblijfs- en dag
- Page 36 and 37: Tabel 4.3: De woonsituatie van cli
- Page 38 and 39: Meer voorzieningen dichtbij huisDe
- Page 40 and 41: WonenHet aantal aangepaste zelfstan
- Page 42 and 43: domeinen van het leven. Naast exper
- Page 44 and 45: Tabel 4.5: Raming van de verdeling
- Page 46 and 47: Instellingen zoeken dus breed opgel
- Page 48 and 49: Opvallend is dat mensen die voor ve
- Page 50 and 51: Dilemma’sWerkgevers in de gehandi
- Page 52 and 53: zorg en betaalde arbeid bevorderen.
- Page 54: Basisfuncties in een geïntegreerd
- Page 57 and 58: worden omgezet in spraak en omgekee
- Page 59 and 60: Voor velen en in allerlei omstandig
- Page 61 and 62: Tabel 5.1: Negen componenten van kw
- Page 63 and 64: Behalve het biopsychosociale model
- Page 65 and 66: Tabel 5.6: Supports ter bevordering
- Page 67 and 68: Tabel 5.7 Componenten van kwaliteit
- Page 69 and 70: Om de betekenis van de ICF voor de
- Page 72 and 73: 6 PROFESSIONALITEIT EN KWALITEIT VA
- Page 74 and 75: arts zo voorbereid, dat de cliënt
- Page 77 and 78: Tabel 6.1: Communicatie-Zorg-Vignet
- Page 79 and 80: 6.3 Organisatie rondom zorgprofessi
- Page 81 and 82:
uimte moeten krijgen om het vertrou
- Page 83 and 84:
zich kunnen identificeren en waar z
- Page 85 and 86:
de cliënt. Binnen bepaalde grenzen
- Page 87 and 88:
Meer maatschappelijke verantwoordel
- Page 89 and 90:
kundigen. Hun werk is evidence base
- Page 91 and 92:
Na een lange periode waarin de nadr
- Page 93 and 94:
verzorgen, ondersteunen en begeleid
- Page 95 and 96:
Positie van professionalsCliënten
- Page 97 and 98:
Positie en mogelijkheden voor clië
- Page 100 and 101:
LiteratuurAakster, C.W. en J.W. Gro
- Page 102 and 103:
Cremers, Ger, Gert Jan Gelderblom e
- Page 104 and 105:
Lennox, A.S.K. (2002), 5 Year Diary
- Page 106 and 107:
Schalock, Robert L. (red.) (1997),
- Page 108 and 109:
Wetenschappelijke Raad voor het Reg
- Page 110 and 111:
SAMENSTELLING SCENARIOCOMMISSIEDe h
- Page 112 and 113:
VERKLARING GEBRUIKTE AFKORTINGENAAM
- Page 114:
Waar dit mogelijk was is aan auteur