31.01.2016 Views

NJB-1526

NJB-1526

NJB-1526

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Wetgeving<br />

werking en Beleidsevaluatie (IOB)<br />

van het Ministerie van BuZa. In de<br />

betreffende periode van zes jaar hebben<br />

drie regeringen elkaar opgevolgd<br />

met allen een eigen mensenrechtenbeleidsnotitie<br />

(2008: Naar een menswaardig<br />

bestaan, 2011: Verantwoordelijk<br />

voor vrijheid, 2013: Respect en<br />

Recht voor Ieder Mens). Het doel van<br />

deze beleidsdoorlichting is tweeledig:<br />

het afleggen van verantwoording<br />

over de uitvoering van het beleid en<br />

het identificeren van aandachtspunten<br />

voor toekomstige beleidsvorming.<br />

Kernvraag is in hoeverre de<br />

Nederlandse inzet heeft bijgedragen<br />

aan de promotie en bescherming van<br />

mensenrechten. De evaluatie richt<br />

zich in het bijzonder op vijf thema’s<br />

(mensenrechtenverdedigers, gelijke<br />

rechten voor vrouwen, gelijke rechten<br />

voor LHBT, vrijheid van meningsuiting<br />

inclusief internetvrijheid, en<br />

bedrijfsleven en mensenrechten) en<br />

negen landen (Colombia, Guatemala,<br />

Kazakhstan, Marokko, Nigeria, Palestijnse<br />

Gebieden, Rusland, Sri Lanka<br />

en Zimbabwe). De beleidsdoorlichting<br />

geeft een goed beeld van de<br />

Nederlandse inspanningen en resultaten<br />

op genoemde thema’s in multilaterale<br />

fora (met name VN en EU) en<br />

op bilateraal niveau in de betrokken<br />

negen landen. De hoofdconclusie van<br />

IOB is dat Nederland heeft bijgedragen<br />

aan de bevordering van mensenrechten.<br />

In de brief wordt nader op<br />

verschillende bevindingen en aanbevelingen<br />

ingegaan.<br />

Kamerstukken II 2014/15, 32 735, nr. 143<br />

Ratificatie mensenrechtenprotocollen<br />

Verslag van een schriftelijk overleg<br />

(vastgesteld 19-06-2015) met de<br />

Ministers van BuZa en VenJ over de<br />

uitvoering van een motie waarin<br />

wordt verzocht haast te maken met<br />

de ratificatie van een drietal protocollen<br />

over inidividueel klachtrecht<br />

bij respectievelijk de VN-verdragen<br />

over economische, sociale en culturele<br />

rechten, de rechten van het kind<br />

en de rechten van mensen met een<br />

beperking.<br />

– De bewindslieden laten weten dat<br />

het niet mogelijk is de motie binnen<br />

de gestelde termijn uit te voeren.<br />

De reden hiervoor is dat ratificatie<br />

van de drie protocollen, genoemd in<br />

de motie, nog voorwerp van overleg<br />

is in het kabinet. Ratificatie van de<br />

protocollen brengt complexe vraagstukken<br />

met zich mee die een zorgvuldige<br />

besluitvorming vergen. Een<br />

tijdpad voor deze besluitvorming<br />

kan op dit moment niet worden<br />

gegeven.<br />

Kamerstukken I 2014/15, 34 000 VI, AF<br />

Vermiste personen<br />

Brief van de Minister van VenJ (17-<br />

06-2015) bij de aanbieding van het<br />

rapport ‘Zoekmiddelen bij urgente<br />

persoonsvermissingen’.<br />

– Jaarlijks ontvangt de politie enkele<br />

tienduizenden meldingen van persoonsvermissingen.<br />

Een deel daarvan<br />

wordt als urgent beschouwd en leidt<br />

tot een onderzoek naar de verblijfplaats<br />

van de vermiste persoon. In<br />

rapporten van onder andere de Landelijke<br />

Werkgroep Vermiste Personen<br />

en de Nationale ombudsman is aangegeven<br />

dat de huidige bevoegdheden<br />

van de politie bij het zoeken<br />

naar vermiste personen niet in alle<br />

gevallen toereikend is. In het bijzonder<br />

gaat het om situaties waarbij<br />

sprake is van een urgente vermissing,<br />

maar waarbij er geen concrete<br />

aanwijzingen zijn dat dit in verband<br />

staat met een strafbaar feit. Het<br />

zoeken valt in dergelijke gevallen<br />

onder de hulpverleningstaak van de<br />

politie, waarbij de politie geen bijzondere<br />

bevoegdheden heeft om<br />

informatie over de verblijfplaats van<br />

de vermiste persoon te verzamelen<br />

zoals bij strafrechtelijke onderzoeken.<br />

Naar aanleiding van deze rapporten<br />

is het Wetenschappelijk<br />

Onderzoek- en Documentatiecentrum<br />

gevraagd onderzoek hiernaar te<br />

laten doen met als doel het in kaart<br />

brengen van de juridische belemmeringen<br />

bij het uitoefenen van de<br />

bevoegdheden om urgent vermiste<br />

personen te kunnen traceren en van<br />

mogelijkheden om die belemmeringen<br />

op te lossen.<br />

In het huidige werkproces van de<br />

politie wordt onder een vermist persoon<br />

verstaan iedere persoon:<br />

• die tegen redelijke verwachtingen<br />

in afwezig is uit de voor die persoon<br />

gebruikelijke of veilige omgeving;<br />

• van wie de verblijfsplaats onbekend<br />

is;<br />

• in wiens belang het kan worden<br />

geacht dat de verblijfsplaats wordt<br />

vastgesteld.<br />

Er zijn twee categorieën persoonsvermissingen:<br />

urgente persoonsvermissingen<br />

en overige persoonsvermissingen.<br />

Persoonsvermissingen zijn<br />

urgent bij substantiële aanwijzingen<br />

dat de persoon in gevaar is (doordat<br />

de vermissing in complete tegenstelling<br />

tot het normale gedrag van de<br />

persoon is), bij substantiële aanwijzingen<br />

dat er rond de vermiste persoon<br />

een gevaar voor de samenleving<br />

en/of anderen is of bij aanwijzingen<br />

dat de vermiste persoon slachtoffer<br />

is van een misdrijf.<br />

Het rapport ‘Zoekmiddelen bij urgente<br />

persoonsvermissingen’ bevestigt<br />

dat er zich knelpunten voordoen bij<br />

urgente persoonsvermissingen waarbij<br />

geen sprake is van een verdenking<br />

van een strafbaar feit. In die<br />

gevallen worden wettelijke bevoegdheden<br />

gemist voor het opvragen en<br />

gebruiken van gegevens over telefoongebruik<br />

(plaatsbepaling en overzicht<br />

recente gesprekken), bankgegevens<br />

(met name pintransacties),<br />

verkeersgegevens (OV-transacties en<br />

incheckgegevens luchtvaart) en daarbij<br />

horende camerabeelden alsmede<br />

computergebruik. In de praktijk zijn<br />

er grote verschillen in de bereidheid<br />

van bedrijven om gegevens te verstrekken.<br />

Dit hangt samen met de<br />

afweging die zij moeten maken binnen<br />

de kaders van de Wet bescherming<br />

persoonsgegevens. In het<br />

rapport worden als oplossingen voorgesteld<br />

om de medewerking van<br />

bedrijven en instellingen te stimuleren<br />

(eventueel met een wettelijke<br />

vrijwaring voor de gevolgen van de<br />

levering van gegevens voor bepaalde<br />

hulpverleningsonderzoeken naar vermiste<br />

personen) of om de bevoegdheden<br />

wettelijk te regelen. Tezamen<br />

met onder meer de politie en het<br />

Openbaar Ministerie wordt bekeken<br />

hoe het opvragen en gebruiken van<br />

voornoemde gegevens niet afhankelijk<br />

kan worden gemaakt van de afweging<br />

per geval door een particulier<br />

bedrijf dat, of instelling die de gegevens<br />

onder zich heeft. Voor een oplossing<br />

zal wetgeving noodzakelijk zijn.<br />

Kamerstukken II 2014/15, 34 000 VI, nr. 96<br />

1802 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!