NJB-1526
NJB-1526
NJB-1526
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Rechtspraak<br />
genoegen van Onze Minister aannemelijk<br />
maakt dat hij geldige redenen had zijn dienst<br />
niet te hervatten, in welk geval het verlof<br />
geacht wordt te zijn verlengd tot het tijdstip,<br />
waarop bedoelde geldige redenen hebben<br />
opgehouden te bestaan.<br />
4.3.2. De minister voert in geval van buitengewoon<br />
verlof van een ambtenaar binnen<br />
zijn gezagsbereik in verband met het vervullen<br />
van een functie bij een internationale<br />
volkenrechtelijke organisatie het in de circulaire<br />
verwoorde beleid. In punt 11 van de circulaire<br />
is vermeld dat het in de rede ligt artikel<br />
34e van het ARAR pas toe te passen nadat<br />
de ambtenaar is gewaarschuwd dat ontslag<br />
zal worden verleend indien hij volhardt in<br />
het niet terugkeren van het verlof.<br />
4.4. Appellant heeft er terecht op gewezen<br />
dat punt 11 van de circulaire geen eisen stelt<br />
aan de vorm van de aldaar bedoelde waarschuwing.<br />
Punt 11 van de circulaire stelt echter<br />
wel eisen aan de inhoud van de waarschuwing.<br />
Het moet gaan om een<br />
waarschuwing dat ontslag zal worden verleend<br />
indien de ambtenaar volhardt in het<br />
niet terugkeren van het verlof. Anders dan<br />
appellant heeft aangevoerd, heeft hij een<br />
waarschuwing met een dergelijke inhoud<br />
niet aan betrokkene gegeven. Uit het verslag<br />
van het op 7 juli 2011 gehouden gesprek tussen<br />
C en betrokkene komt naar voren dat C<br />
betrokkene heeft gewezen op de mogelijke<br />
gevolgen van het weigeren van een passende<br />
functie en van het zonder toestemming met<br />
onbezoldigd verlof gaan na buitengewoon<br />
verlof. Op welke mogelijke gevolgen betrokkene<br />
is gewezen, komt in het verslag niet<br />
naar voren. In het e-mailbericht van 10<br />
augustus 2011 maakt B betrokkene duidelijk<br />
dat de mogelijke gevolgen van het zonder<br />
toestemming vooraf opnemen van verlof aan<br />
de orde zullen komen in een op 11 augustus<br />
2011 gepland gesprek. Dit gesprek op<br />
11 augustus 2011 heeft niet plaatsgevonden.<br />
In de brief van 24 november 2011 deelt B<br />
betrokkene mee dat hij zich op het standpunt<br />
stelt dat betrokkene in strijd met haar<br />
verplichtingen haar dienst niet heeft hervat<br />
na afloop van het haar verleende buitengewoon<br />
verlof en dat zij daardoor volgens artikel<br />
34e, eerste lid, van het ARAR geacht wordt<br />
een aanvraag tot ontslag te hebben ingediend<br />
en dat betrokkene tot nog toe geen<br />
redenen als bedoeld in het tweede lid, van<br />
dat artikel heeft aangevoerd. B stelt betrokkene<br />
in de gelegenheid om hem alsnog een<br />
afdoende verklaring voor haar nalaten om de<br />
werkzaamheden te hervatten te verschaffen<br />
en nodigt haar daartoe uit voor een gesprek<br />
op 9 (lees: 8) december 2011. Ook in deze<br />
brief, die appellant in zijn beroepschrift<br />
omschrijft als een uitnodiging aan betrokkene<br />
om haar zienswijze te geven op het voorgenomen<br />
ontslag, wordt betrokkene niet<br />
expliciet gewaarschuwd dat ontslag zal worden<br />
verleend indien zij volhardt in het niet<br />
terugkeren van het verlof. Voor het gesprek<br />
op 8 december 2011 heeft betrokkene zich<br />
overigens bij brief van 7 december 2011 afgemeld<br />
op de grond dat zij nog niet hersteld is.<br />
Onder verwijzing naar haar ziekmelding acht<br />
zij het onbegrijpelijk dat B aanneemt dat zij<br />
een verzoek om ontslag heeft ingediend.<br />
4.5. Voor zover appellant heeft aangevoerd<br />
dat de situatie dat betrokkene zich voldoende<br />
heeft kunnen realiseren wat de gevolgen<br />
kunnen zijn van het volharden in het niet<br />
terugkeren van verlof, op één lijn moet worden<br />
gesteld met een waarschuwing als<br />
bedoeld in punt 11 van de circulaire, wordt<br />
hij niet gevolgd. Gelet op het ingrijpende<br />
karakter van het ontslag dat wordt verleend<br />
op grond van een fictieve aanvraag als<br />
bedoeld in artikel 34e, eerste lid, van het<br />
ARAR en de strekking van het beleid om de<br />
ambtenaar daartegen bescherming te bieden,<br />
is voor een dergelijke extensieve interpretatie<br />
geen plaats.<br />
4.6. Ter zitting van de Raad heeft appellant<br />
nog naar voren gebracht dat in het geval van<br />
betrokkene een keiharde waarschuwing niet<br />
nodig was. Men is er altijd van uitgegaan dat<br />
betrokkene de dienst zou hervatten, de verhoudingen<br />
zijn tot 1 juli 2011 steeds goed<br />
geweest en hoe het allemaal sindsdien gelopen<br />
is heeft veel verbazing opgeroepen.<br />
Anders dan appellant heeft aangevoerd kunnen<br />
deze omstandigheden niet worden aangemerkt<br />
als bijzondere omstandigheden op<br />
grond waarvan appellant ten nadele van<br />
betrokkene van het in punt 11 van de circulaire<br />
vastgelegde beleid had mogen afwijken.<br />
4.7. Gelet op wat onder 4.3.1 tot en met 4.6 is<br />
overwogen is het oordeel van de rechtbank<br />
dat appellant heeft gehandeld in strijd met<br />
punt 11 van de circulaire juist. Nu reeds dit<br />
oordeel van de rechtbank haar beslissing kan<br />
dragen, behoeft wat appellant voor het overige<br />
tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd<br />
en wat betrokkene daartegen heeft<br />
ingebracht geen bespreking. Dit betekent dat<br />
het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen<br />
uitspraak voor bevestiging in aanmerking<br />
komt.<br />
Deskundige bijstand in civiele cassaties en prejudiciële procedures<br />
Lawyers’ Specialist<br />
Menno Bruning | 06 - 48 71 67 42 | bruning@lawyers-specialist.nl | www.lawyers-specialist.nl<br />
1774 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26