NJB-1526
NJB-1526
NJB-1526
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Rechtspraak<br />
belanghebbende de grove schuld bedoeld in<br />
artikel 67f, lid 1, AWR kan worden verweten.<br />
Dit onderscheid wordt ook gemaakt in het<br />
strafrecht (zie HR 21 oktober 2003, nr.<br />
02229/02E, ECLI:NL:HR:2003:AF7938, NJ<br />
2006/328, overweging 3.5). Er bestaat geen<br />
aanleiding voor een afwijkende opvatting<br />
met betrekking tot het fiscale bestuurlijke<br />
boeterecht.<br />
2.4.3. Wat de eerste vraag betreft is tussen<br />
partijen terecht niet in geschil dat de gedragingen<br />
waarop deze boete betrekking heeft<br />
– betalingen op aangifte van ontoereikende<br />
bedragen aan premies werknemersverzekeringen<br />
– zijn aan te merken als gedragingen<br />
van belanghebbende. Het gaat immers om<br />
premies die belanghebbende als inhoudingsplichtige<br />
op aangifte moest afdragen.<br />
2.4.4. In zijn overwegingen ligt besloten dat<br />
het Hof – evenzeer terecht – tot uitgangspunt<br />
heeft genomen dat de enkele omstandigheid<br />
dat de gedraging van een derde,<br />
zoals een personeelslid of een externe kracht,<br />
aan een rechtspersoon wordt toegerekend,<br />
niet kan rechtvaardigen dat het bij die derde<br />
aanwezige opzet of diens grove onzorgvuldigheid<br />
wordt aangemerkt als opzet of grove<br />
schuld van de rechtspersoon. De vraag of een<br />
rechtspersoon opzet of grove schuld valt te<br />
verwijten, moet in het fiscale bestuurlijke<br />
boeterecht, evenals in het strafrecht, worden<br />
beantwoord met inachtneming van alle<br />
omstandigheden van het geval (vgl. de parlementaire<br />
geschiedenis van artikel 51 Sr, geciteerd<br />
in de onderdelen 4.7. en 4.8 van de conclusie<br />
van de Advocaat-Generaal).<br />
2.4.5. Het Hof heeft overwogen dat voor de<br />
bepaling van bij belanghebbende aanwezige<br />
opzet of grove schuld belang toekomt aan,<br />
enerzijds, de zorg die belanghebbende bij het<br />
opdragen van de werkzaamheden aan haar<br />
werkneemster heeft betracht, en anderzijds,<br />
aan het ontbreken van redelijke gronden<br />
voor twijfel aan een behoorlijke taakvervulling<br />
door die werkneemster. Ook heeft het<br />
Hof meegewogen dat belanghebbende mocht<br />
verwachten dat eventuele tekortkomingen in<br />
de taakvervulling van de werkneemster tijdig<br />
aan het licht zouden komen bij de door de<br />
externe accountant periodiek uitgevoerde<br />
controles van de loonadministratie van<br />
belanghebbende. Daarmee heeft het Hof,<br />
gelet op hetgeen hiervoor in 2.4.4 is overwogen,<br />
geen blijk gegeven van een onjuiste<br />
rechtsopvatting. ’s Hofs daarop voortbouwende<br />
oordeel dat belanghebbende geen grove<br />
schuld kan worden verweten is verder niet<br />
onbegrijpelijk, mede gelet op hetgeen het<br />
Hof heeft vastgesteld omtrent de ervaring en<br />
deskundigheid van de werkneemster die<br />
belanghebbendes aangiftes verzorgde. Het<br />
tweede middel faalt daarom.’<br />
1269<br />
29 mei 2015, nr. 14/05515<br />
(Mrs. Koopman, Schaap, Groeneveld)<br />
ECLI:NL:HR:2015:1352<br />
Eén dwangsom voor twee te laat gedane uitspraken<br />
op bezwaar betreffende twee afzonderlijke<br />
WOZ-beschikkingen.<br />
(Awb art. 4:17)<br />
Cassatieberoep belanghebbende<br />
Hoge Raad, onder meer:<br />
‘2.1.1. Ten name van belanghebbende zijn<br />
met dagtekening 28 februari 2013 twee in<br />
één geschrift vervatte beschikkingen in de<br />
zin van de Wet WOZ genomen voor het jaar<br />
2013 ter zake van twee onder een kap gelegen<br />
woningen aan de [a-straat 1] en [2] te<br />
[Q].<br />
2.1.2. Hiertegen heeft belanghebbende met<br />
dagtekening 3 april 2013 bij twee afzonderlijke<br />
geschriften bezwaar gemaakt (…). Belanghebbende<br />
heeft de heffingsambtenaar op 12<br />
februari 2014 bij één e-mailbericht in gebreke<br />
gesteld. De heffingsambtenaar heeft met<br />
dagtekening 11 maart 2014, in één geschrift<br />
vervat, uitspraken op bezwaar gedaan. Bij<br />
beschikking is aan belanghebbende éénmaal<br />
een dwangsom toegekend ten bedrage van<br />
€ 280.<br />
2.2. (…) De Rechtbank heeft geoordeeld dat<br />
de, niet tijdig genomen, uitspraken op<br />
bezwaar zozeer samenhangende besluiten<br />
zijn dat het verbeuren van een dwangsom<br />
niet per WOZ-object afzonderlijk moet worden<br />
beoordeeld. Dat betekent dat belanghebbende<br />
slechts recht heeft op één dwangsom,<br />
aldus de Rechtbank.<br />
2.3. De eerste twee middelen komen op tegen<br />
het hiervoor onder 2.2 weergegeven oordeel<br />
van de Rechtbank. In dit oordeel ligt besloten<br />
dat het gaat om twee aanvragen (bezwaarschriften)<br />
die gelijktijdig zijn gedaan en een<br />
zodanige samenhang vertonen dat slechts<br />
één dwangsom kan worden verbeurd. Dit oordeel<br />
geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting,<br />
behoefde geen nadere motivering<br />
en is ook niet onbegrijpelijk.<br />
(…)’<br />
1270<br />
5 juni 2015, nr. 13/03931<br />
(Mrs. Koopman, Schaap, Fierstra,<br />
Groeneveld, Wortel; na conclusie IJzerman<br />
tot het stellen van prejudiciële vragen aan<br />
het Hof van Justitie van de Europese Unie)<br />
ECLI:NL:HR:2015:1467<br />
Prejudiciële vragen ter zake van de Dienstenrichtlijn.<br />
Leges ter zake verzoek om<br />
instemming (met graafwerkzaamheden) als<br />
bedoeld in de Telecommunicatiewet. Zijn<br />
leges bij de toepassing van het Unierecht<br />
aan te merken als belastingen, althans als<br />
belastingen in de zin van de Dienstenrichtlijn?<br />
Valt onder reikwijdte Dienstenrichtlijn<br />
ook een zuiver interne situatie? Valt<br />
instemmingsvereiste onder Dienstenrichtlijn?<br />
Juridische betekenis van een in een<br />
overweging in preambule vermelde begrenzing<br />
die niet in de bewoordingen van de<br />
Dienstenrichtlijn zelf tot uitdrukking lijkt<br />
te zijn gebracht? Leent art. 13 lid 2 Dienstenrichtlijn<br />
zich voor rechtstreekse toepassing?<br />
Verschillende vragen inzake de voorwaarde<br />
dat de kosten evenredig moeten<br />
zijn met de kosten van de vergunningprocedures.<br />
(Dienstenrichtlijn art. 2, 4, 13)<br />
Beroep in cassatie college van B&W gemeente<br />
Amersfoort<br />
Hoge Raad, onder meer:<br />
‘2.1.1. Op grond van een in december 2009<br />
met de gemeente Amersfoort gesloten overeenkomst<br />
is belanghebbende belast met de<br />
aanleg van een glasvezelnetwerk in die<br />
gemeente (hierna: de overeenkomst). Voor de<br />
aanleg hiervan heeft belanghebbende aan<br />
het College, telkens voor een deel van het<br />
tracé, instemming verzocht als bedoeld in<br />
artikel 5.4, lid 1, aanhef en letter b, van de<br />
Telecommunicatiewet (hierna: de instemming).<br />
Ter zake van het in behandeling<br />
nemen van dit verzoek om instemming zijn<br />
aan belanghebbende de onderhavige legesnota’s<br />
opgelegd tot een totaalbedrag van<br />
€ 149 949.<br />
(…)<br />
2.1.5. In geschil is of de leges zijn geheven in<br />
strijd met artikel 13, lid 2, van de Dienstenrichtlijn<br />
dan wel (…).<br />
(…)<br />
4. Beoordeling van de in het incidentele<br />
beroep voorgestelde middelen<br />
(…)<br />
4.2. Het tweede middel van het incidentele<br />
beroep in cassatie klaagt erover dat het Hof<br />
ten onrechte artikel 13, lid 2, van de Dienstenrichtlijn<br />
niet heeft toegepast. De Hoge<br />
Raad overweegt dienaangaande als volgt.<br />
4.3.1. De legesnota’s die aan de orde zijn dateren<br />
uit de periode 5 maart 2010 tot en met 3<br />
januari 2011, derhalve na 27 december 2009,<br />
de uiterste datum waarop ingevolge artikel<br />
44, lid 1, van de Dienstenrichtlijn aan deze<br />
richtlijn moest worden voldaan. De legesnota’s<br />
vallen derhalve onder de temporele wer-<br />
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26 1767