31.01.2016 Views

NJB-1526

NJB-1526

NJB-1526

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Gaswinning Groningen<br />

sprake van een dubbel causaal-verband-vereiste. Uitgangspunt<br />

in het privaatrecht is dat ter zake van de bewijslast<br />

als het er op aankomt het initiatief bij de gelaedeerde<br />

berust (artikel 150 Rv).<br />

2.2. Causaliteit in twee stappen: vestigingsfase en<br />

schadeomvang<br />

Het antwoord op de vraag of aan het causaliteitsvereiste<br />

is voldaan wordt in het burgerlijk recht in twee fasen<br />

onderscheiden. Fase 1 geeft antwoord op de vraag of er<br />

causaal verband bestaat tussen de gebeurtenis (gaswinning<br />

door de exploitant) en de uiteindelijk ontstane<br />

rechtsinbreuk (scheurvorming en/of verzakking van het<br />

gebouw). Fase 1 gaat over de vestiging van aansprakelijkheid.<br />

Zoals hiervoor al uiteengezet, kan de vestigingsvraag<br />

knap lastig te beantwoorden zijn. Dat geldt in het bijzonder<br />

bij aardbevingszaken, waarbij sprake is van een dubbel<br />

causaal verband.<br />

Wij kunnen ons anno 2015 slechts<br />

verbazen dat het door de NAM<br />

primair gevoerde verweer zo lang<br />

heeft kunnen standhouden<br />

Vervolgens wordt in fase 2 onderzocht welke schadeposten<br />

in causaal verband met de gebeurtenis staan. Fase<br />

2 gaat over de omvang van de schade: de gedupeerde burger<br />

moet bijvoorbeeld vanwege instortingsgevaar zijn<br />

huis uit; naast de kosten van herstel van de woning,<br />

maakt hij kosten in het kader van vervangende huisvesting;<br />

denkbaar is dat ook het vee elders moet worden<br />

gestald, enz.<br />

Vroeger werd in de rechtswetenschap gedacht dat in fase<br />

1 alleen ‘de natuurwetenschap’ antwoord kon geven op de<br />

vraag of het causaal verband aanwezig was. Dat werd aangeduid<br />

als de leer van de condicio sine qua non: de<br />

natuurwetenschappelijke oorzakelijkheid, als aaneengesloten<br />

reeks van gebeurtenissen. Als het oppompen van<br />

gas natuurwetenschappelijk bezien niet tot aardbevingen<br />

kan leiden, houdt het bij fase 1 al op en kom je aan ‘gebakkelei’<br />

over hoe die scheuren in het gebouw zijn ontstaan<br />

niet meer toe. Toegespitst op ons onderwerp:<br />

De NAM nam decennia lang het standpunt in dat:<br />

1. gaswinning geen aardbevingen kon veroorzaken; en<br />

2. dat de bodemdaling juist vanwege het feit dat die<br />

slechts gelijkmatig plaatsvond niet in verband gebracht<br />

kon worden met de gaswinning. 14 Het werd natuurwetenschappelijk<br />

onderbouwd door laboratorium onderzoek<br />

(Shell) en werd voorts door overheidsinstellingen KNMI<br />

en TNO bevestigd. 15 Maar wie weet dat zo zeker? Wetenschap<br />

is veeleer zeker te weten niet alles te weten.<br />

In 1995 gaf de NAM toe dat aardschokken door gaswinning<br />

kunnen ontstaan, maar nooit zwaarder kunnen zijn<br />

dan 3.3. op de schaal van Richter. 16 Twee jaar later vond in<br />

Roswinkel (Drenthe) een beving plaats van 3.4 op de<br />

schaal van Richter. 17 In 1997 maakte de NAM bekend dat<br />

zij zal overgaan tot vergoeding van schade ten gevolge<br />

van aardschokken, echter zonder aansprakelijkheid te<br />

erkennen, omdat de causaliteit wetenschappelijk (!) niet<br />

vaststaat. 18<br />

Wij kunnen ons anno 2015 slechts verbazen dat het door<br />

de NAM primair gevoerde verweer zo lang heeft kunnen<br />

standhouden. Inmiddels is duidelijk geworden dat het<br />

bevingsgebied zich over een enorm gebied uitstrekt dat<br />

de grenzen van de provincies Groningen en Drenthe overstijgt.<br />

19 Ik wijs er in dit verband op dat het tweede verweer<br />

ter afwering van aansprakelijkheid, te weten dat schade<br />

als gevolg van bodemdaling, vanwege het feit dat die<br />

bodemdaling slechts gelijkmatig plaatsvindt en derhalve<br />

niet in verband kan worden gebracht met exploitatie als<br />

gevolg van gaswinning, nog steeds door de NAM wordt<br />

gevoerd. 20<br />

2.3. Juridisch causaal verband<br />

Overziet men de rechtspraak van de Hoge Raad met<br />

betrekking tot causaliteit over de afgelopen vijftig jaar<br />

dan blijkt dat ‘fase 1’ niet (meer) beperkt is tot een puur<br />

natuurwetmatige insteek, waarbij de jurist of scherper<br />

gezegd de rechter aan de zijlijn staat. Hoezeer causaliteit<br />

een juridisch vraagstuk is, komt bijvoorbeeld tot uitdrukking<br />

in het feit dat de rechter reeds in ‘fase 1’ verder kijkt<br />

dan de (niet-juridische) deskundige en soms ondanks dat<br />

de deskundige op zijn vakgebied niet met zekerheid kan<br />

oordelen dat de schade door het ongeval is ontstaan, toch<br />

een schadevergoeding toewijst. 21<br />

Uit de benamingen van de verschillende causaliteitsleren<br />

in de loop van de laatste honderd jaar in de rechtswetenschap,<br />

wordt die ‘omslag’ in het denken goed zichtbaar.<br />

In het Strijthagen-arrest is al een begin van die<br />

ontwikkeling te zien. Omstreeks 1930 werd dat leerstuk<br />

aangeduid met adequatieleer of leer der redelijke voorzienbaarheid<br />

(1927-1970). 22 Later ging Köster als eerste<br />

van de leer van de redelijke toerekening spreken, 23 ook al<br />

stond hem voor ogen deze leer alleen in fase 2 toe te passen.<br />

Asser-Hartkamp & Sieburgh geeft scherp aan, dat uiteindelijk<br />

de leer van de redelijke toerekening zowel in fase<br />

1 als in fase 2 het debat moet beheersen. 24<br />

Dat lijkt mij de eerste ‘piketpaal’ die we ter zake van gaswinning<br />

en aansprakelijkheid moeten slaan. Niet de ingenieurs<br />

en bouwkundigen, maar de rechter bepaalt de juridische<br />

causaliteit. Of gaswinning als oorzaak van de<br />

ontstane schade heeft te gelden, is uiteindelijk een juridisch<br />

vraagstuk, waarbij het oordeel van de ingenieur en<br />

geoloog weliswaar niet onbelangrijk zijn, maar waarin uiteindelijk<br />

de juridische argumenten de doorslag geven. Dat<br />

de NAM – de veroorzaker van de ‘schokschade’ – jegens<br />

gedupeerden niet het laatste woord kan spreken als het<br />

over de toekenning van schadevergoeding gaat, behoeft<br />

naar mijn oordeel nauwelijks toelichting. Ik kom op dát<br />

aspect hieronder terug.<br />

De ‘multi-factorale’ 25 -benadering van het causaliteitsvraagstuk<br />

heeft tot gevolg dat andere factoren dan de natuurwetenschappelijke<br />

eveneens van belang zijn of dat kunnen<br />

worden.<br />

Het toedoen-beginsel is zo’n factor. Wie verhoogd gevaar<br />

schept, brengt de kans dat schade ontstaat dichterbij. Het<br />

exploiteren van een mijnbouwwerk vormt daar een illus-<br />

1726 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!