31.01.2016 Views

NJB-1526

NJB-1526

NJB-1526

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraak<br />

Centrale Raad van Beroep<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door mr. A.B.J.<br />

van der Ham, vice-president van de Centrale<br />

Raad van Beroep, en mr. J.E. Jansen, hoofd<br />

Wetenschappelijk bureau van de Centrale<br />

Raad van Beroep.<br />

1272<br />

27 mei 2015, nr. 13/1481 WMO<br />

(Mr. De Mooij)<br />

ECLI:NL:CRVB:2015:1871<br />

Dwangsom bij niet tijdig beslissen. Van een<br />

prematuur beroep is geen sprake in het<br />

geval na de indiening van een ingebrekestelling<br />

de omstandigheden zodanig wijzigen<br />

dat van een aanvrager niet (meer) kan<br />

worden gevergd dat hij de resterende termijn<br />

van de ingebrekestelling afwacht alvorens<br />

hij beroep zou kunnen instellen.<br />

(Awb art. 4:17, 6:12)<br />

(…)<br />

Overwegingen<br />

4.1. Op grond van artikel 4:13 van de Algemene<br />

wet bestuursrecht (Awb) dient op een aanvraag<br />

binnen een redelijke termijn te worden<br />

beslist. De redelijke termijn is in ieder geval<br />

verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen<br />

acht weken na ontvangst van de aanvraag<br />

geen beschikking heeft gegeven, noch<br />

een mededeling als bedoeld in artikel 4:14,<br />

derde lid, heeft gedaan.<br />

4.2. Artikel 6:12, eerste tot en met derde lid,<br />

van de Awb luidt als volgt:<br />

‘1. Indien het beroep is gericht tegen het niet<br />

tijdig nemen van een besluit dan wel het<br />

niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege<br />

verleende beschikking, is het niet aan<br />

een termijn gebonden.<br />

2. Het beroepschrift kan worden ingediend<br />

zodra:<br />

a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een<br />

besluit te nemen of een van rechtswege verleende<br />

beschikking bekend te maken, en<br />

b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop<br />

belanghebbende het bestuursorgaan<br />

schriftelijk heeft meegedeeld dat het in<br />

gebreke is.<br />

3. Indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende<br />

kan worden gevergd dat hij het<br />

bestuursorgaan in gebreke stelt, kan het<br />

beroepschrift worden ingediend zodra het<br />

bestuursorgaan in gebreke is tijdig een<br />

besluit te nemen.’<br />

4.3. Bij het indienen van een beroep tegen<br />

het niet tijdig nemen van een besluit dient,<br />

gelet op artikel 6:12, tweede lid, van de Awb<br />

aan de beide daar genoemde voorwaarden te<br />

zijn voldaan. Is ten tijde van het indienen<br />

van het beroep het bestuursorgaan niet in<br />

gebreke tijdig een besluit te nemen, de voorwaarde<br />

genoemd onder a, dan is het beroep<br />

te vroeg ingesteld en daarmee niet-ontvankelijk.<br />

Is een bestuursorgaan niet in gebreke<br />

gesteld, terwijl dit redelijkerwijs wel van de<br />

belanghebbende kan worden gevergd, de<br />

voorwaarde onder b, dan is het beroep eveneens<br />

te vroeg ingesteld en daarmee niet-ontvankelijk.<br />

De Raad wijst in dit verband op<br />

Kamerstukken II 2005/06, 30435, 3, p. 16, de<br />

uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak<br />

van de Raad van State van 7 januari<br />

2010, 200909769/2/M1, en de uitspraak van<br />

de Raad van 8 mei 2012,<br />

ECLI:NL:CRVB:2012:BW5453.<br />

4.4. Appellanten hebben het college op 14<br />

februari 2013 in gebreke gesteld en op 20<br />

februari 2013 beroep ingesteld. Zij meenden<br />

dat de redelijke termijn om op de aanvraag<br />

te beslissen was verstreken en dat de tweewekentermijn<br />

van de ingebrekestelling niet<br />

meer kon worden afgewacht.<br />

4.5. Uit de toelichting bij artikel 6:12, derde<br />

lid, van de Awb is af te leiden dat de ingebrekestelling<br />

achterwege kan blijven als de zaak<br />

zozeer spoedeisend is, dat een ingebrekestelling<br />

niet kan worden afgewacht (Kamerstukken<br />

II 2005/06, 30435, 3, p. 17). Een redelijke<br />

uitleg van artikel 6:12, derde lid, van de Awb<br />

brengt mee dat evenmin sprake is van een<br />

prematuur beroep in het geval na de indiening<br />

van een ingebrekestelling de omstandigheden<br />

zodanig wijzigen dat van een aanvrager<br />

niet (meer) kan worden gevergd dat<br />

hij de resterende termijn van de ingebrekestelling<br />

afwacht alvorens hij beroep zou kunnen<br />

instellen.<br />

4.6. De aanvraag van appellanten strekt ertoe<br />

dat hen maatschappelijke opvang wordt<br />

geboden als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />

aanhef en onder c, van de Wmo in verbinding<br />

met artikel 20, eerste lid, van de Wmo.<br />

Gelet op de leeftijd van appellant ten tijde<br />

van de aanvraag, van net 2 jaar, de omstandigheid<br />

dat appellanten overdag op straat<br />

leefden en in het ongewisse verkeerden waar<br />

zij de nacht moesten doorbrengen, was de<br />

situatie van appellanten dermate spoedeisend<br />

dat ten tijde van het indienen van het<br />

beroep op 20 februari 2013 de redelijke termijn<br />

om op de aanvraag te beslissen was verstreken<br />

en de tweewekentermijn van de ingebrekestelling<br />

niet meer kon worden<br />

afgewacht. De Raad neemt hierbij in aanmerking<br />

dat uit het verslag van het bij 1.5<br />

genoemde afstemmingsoverleg blijkt dat het<br />

college op de hoogte was van de zorgwekkende<br />

situatie waarin appellanten verkeerden en<br />

dat het in de rede had gelegen dat het college<br />

appellanten vanaf het moment dat zij op<br />

straat waren gezet (tijdelijk) maatschappelijke<br />

opvang had geboden om van daaruit naar<br />

een oplossing te zoeken. Dit betekent dat het<br />

beroep niet prematuur is ingesteld. Dit betekent<br />

tevens dat het college in gebreke was<br />

tijdig een besluit te nemen. De rechtbank<br />

heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat de<br />

aangevallen uitspraak voor vernietiging in<br />

aanmerking komt. Doende hetgeen de rechtbank<br />

zou behoren te doen, zal de Raad het<br />

beroep gegrond verklaren.<br />

5.1. Ingevolge artikel 8:55c, tweede lid, van de<br />

Awb, in verbinding met artikel 8:108, eerste<br />

lid, van de Awb stelt de Raad, indien het<br />

beroep tegen het niet tijdig nemen van een<br />

besluit gegrond is, desgevraagd tevens de<br />

hoogte van de ingevolge artikel 4:17 van de<br />

Awb verbeurde dwangsom vast.<br />

5.2. Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, eerste<br />

volzin, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan,<br />

indien een beschikking op aanvraag<br />

niet tijdig wordt gegeven, aan de aanvrager<br />

een dwangsom voor elke dag dat het in<br />

gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.<br />

Ingevolge het tweede lid bedraagt de dwangsom<br />

de eerste veertien dagen € 20 per dag,<br />

de daaropvolgende veertien dagen € 30 per<br />

dag en de overige dagen € 40,- per dag. In het<br />

derde lid is bepaald dat de eerste dag waarover<br />

de dwangsom verschuldigd is, de dag is<br />

waarop twee weken zijn verstreken na de dag<br />

waarop de termijn voor het geven van de<br />

beschikking is verstreken en het bestuursorgaan<br />

van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling<br />

heeft ontvangen.<br />

5.3. Het college heeft bij besluit van 15<br />

augustus 2013 beslist om appellanten (tijdelijk)<br />

tot de maatschappelijke opvang toe te<br />

laten. Een redelijke uitleg van artikel 4:17,<br />

derde lid, van de Awb brengt hier mee dat de<br />

dag waarop het beroep is ingesteld de eerste<br />

dag is waarover de dwangsom is verschuldigd.<br />

Dit betekent dat meer dan 42 dagen<br />

zijn verstreken nadat het college in gebreke<br />

was een besluit op de aanvraag te nemen,<br />

waarmee het college de maximale dwangsom<br />

heeft verbeurd, te weten € 1 260. Die dwangsom<br />

zal worden toegekend.<br />

1273<br />

2 juni 2015, nr. 14/1138 WWB,<br />

(Mrs. Van der Ham, Hoogendijk,<br />

Zimmerman)<br />

ECLI:NL:CRVB:2015:1884<br />

Partner stopt ten onrechte met opleiding,<br />

geen recht op verhoging bijstand.<br />

(WWB art. 13 lid 2 aanhef en onder c)<br />

NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26 1771

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!