31.01.2016 Views

NJB-1526

NJB-1526

NJB-1526

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Rechtspraak<br />

van afvalverwerking. In 2005 heeft TRMI Attero<br />

benaderd om het afvalproduct PP2 in het<br />

buitenland te laten verwerken. Om te voorkomen<br />

dat Attero de buitenlandse verwerker<br />

rechtstreeks zou benaderen, heeft TRMI exclusiviteit<br />

bedongen. Vervolgens heeft TRMI Attero<br />

in contact gebracht met een Poolse verwerker.<br />

Attero is strafrechtelijk vervolgd wegens<br />

overtreding van afvalstoffenwetgeving. TRMI<br />

heeft zich in de strafzaak gevoegd als benadeelde<br />

partij met een vordering tot schadevergoeding<br />

van € 23,4 miljoen, met rente en kosten.<br />

De rechtbank heeft Attero een geldboete<br />

opgelegd wegens ‘medeplegen van een overtreding<br />

van het voorschrift gesteld bij artikel<br />

10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer,<br />

begaan door een rechtspersoon, meermalen<br />

gepleegd’ en TRMI niet-ontvankelijk verklaard<br />

in de vordering. De verdachte en de officier<br />

van justitie hebben geen hoger beroep ingesteld.<br />

TRMI heeft hoger beroep ingesteld bij<br />

het hof (kamer voor burgerlijke zaken) en de<br />

grondslag van de vordering aangevuld. Het<br />

hof heeft TRMI niet-ontvankelijk verklaard in<br />

het hoger beroep.<br />

Hoge Raad<br />

In art. 421 lid 4 Sv is voor het geval waarin<br />

de strafrechter in eerste aanleg een inhoudelijk<br />

afwijzend oordeel heeft gegeven over de<br />

vordering van de benadeelde partij en verdachte<br />

noch het openbaar ministerie hoger<br />

beroep heeft ingesteld tegen het strafvonnis,<br />

bepaald dat de benadeelde partij tegen het<br />

deel van het vonnis waarbij haar vordering is<br />

afgewezen in hoger beroep kan komen bij<br />

het gerechtshof. Op dat geding zijn de bepalingen<br />

van het Wetboek van Burgerlijke<br />

Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in<br />

hoger beroep en cassatie van overeenkomstige<br />

toepassing. In de onderhavige zaak heeft<br />

de strafrechter in eerste aanleg de vordering<br />

van de benadeelde partij TRMI niet ten gronde<br />

afgewezen, maar TRMI – klaarblijkelijk op<br />

de voet van art. 361 lid 2, aanhef en onder b,<br />

Sv – niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering,<br />

omdat de rechtbank van oordeel was<br />

dat de vordering tot schadevergoeding van<br />

TRMI niet was gebaseerd op het aan Attero<br />

gemaakte strafrechtelijk verwijt. Tegen deze<br />

beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring<br />

heeft de wet geen hoger beroep opengesteld.<br />

In een bijzondere appelmogelijkheid zoals<br />

die van art. 421 lid 4 Sv behoeft ook niet te<br />

worden voorzien, nu zodanige niet-ontvankelijkverklaring<br />

de benadeelde partij niet<br />

berooft van de mogelijkheid haar vordering<br />

tot schadevergoeding aan de burgerlijke<br />

rechter voor te leggen. De bestreden beslissing<br />

van het hof is dus juist.<br />

Volgt verwerping, overeenkomstig de conclusie<br />

van de A-G.<br />

De A-G schetst het wettelijk kader onder 2.2-<br />

2.10.<br />

1258<br />

19 juni 2015, nr. 14/02113<br />

(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T.<br />

Heisterkamp, C.E. Drion, G. de Groot; A-G<br />

mr. J. Wuisman)<br />

ECLI:NL:HR:2015:1693<br />

Schuldsanering. Teruggevorderde uitkering.<br />

Ten aanzien van iemand die een Wwb-uitkering<br />

geniet, wordt de wettelijke schuldsaneringsregeling<br />

van toepassing verklaard. Vervolgens<br />

vordert de gemeente een deel van de<br />

genoten uitkering terug. Daarna wordt de<br />

schone lei verleend. Valt de vordering tot<br />

terugbetaling van te veel genoten uitkering<br />

onder de schone lei-verklaring? HR: Indien<br />

het besluit tot terugvordering van bijstand<br />

die in de periode voorafgaand aan het van<br />

toepassing worden van de schuldsaneringsregeling<br />

ten onrechte is genoten, pas na het<br />

van toepassing worden van de schuldsaneringsregeling<br />

is genomen, valt de vordering<br />

tot terugbetaling onder de werking van de<br />

schuldsaneringsregeling.<br />

(Fw art. 299 lid 1 aanhef en onder b; Wwb art.<br />

54 lid 3, art. 58)<br />

A, adv. mr. M.E. Bruning, vs. gemeente Haarlem,<br />

adv. mr. S. Kousedghi.<br />

Feiten en procesverloop<br />

Sinds 2004 ontving A een uitkering op grond<br />

van de Wet werk en bijstand (hierna: Wwb)<br />

van de Gemeente. In 2006 is ten aanzien van<br />

A de wettelijke schuldsaneringsregeling van<br />

toepassing verklaard. In 2008 heeft de<br />

Gemeente € 34 335 van A teruggevorderd<br />

vanwege ten onrechte genoten Wwb-uitkeringen.<br />

Na bezwaar en beroep heeft de Gemeente<br />

het teruggevorderde bedrag verlaagd tot<br />

€ 8 632. Dit besluit is na beroep en hoger<br />

beroep in stand gebleven. In 2011 is de<br />

schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd<br />

zonder toekenning van de schone lei. In<br />

hoger beroep is alsnog geoordeeld dat de<br />

schone lei moest worden verleend, waarna<br />

dat is gebeurd. De Gemeente heeft ter incassering<br />

van de ten onrechte genoten Wwb-uitkeringen<br />

beslag gelegd.<br />

In dit kort geding heeft A opheffing van het<br />

beslag gevorderd, stellende dat de vordering<br />

van de Gemeente onder de werking van de<br />

schone lei-verklaring valt en dus niet meer<br />

afdwingbaar is. De voorzieningenrechter<br />

heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft<br />

het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.<br />

Hoge Raad<br />

Art. 58 Wwb, dat de terugvordering door de<br />

Gemeente van ten onrechte of tot een te<br />

hoog bedrag ontvangen bijstand regelt, sluit<br />

blijkens zijn redactie aan bij de regels van de<br />

onverschuldigde betaling. De onderhavige<br />

zaak stelt de vraag aan de orde of in dit geval<br />

van onverschuldigde betaling kan worden<br />

gesproken, en zo ja met ingang van welk tijdstip,<br />

nu het enkele genieten van bijstand zonder<br />

dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten<br />

voor het ontvangen daarvan, nog niet<br />

meebrengt dat die bijstand moet worden<br />

terugbetaald. Voor terugvordering is immers<br />

een besluit tot intrekking vereist (art. 54 lid 3<br />

Wwb). Voor zover het intrekkingsbesluit meebrengt<br />

dat aan het besluit tot toekenning<br />

werking wordt ontnomen met ingang van<br />

een tijdstip in het verleden, moet de vanaf<br />

dat tijdstip ten onrechte genoten bijstand<br />

worden aangemerkt als onverschuldigd<br />

betaald. Vervolgens rijst de vraag of de vordering<br />

tot terugbetaling van bijstand die in de<br />

periode voorafgaand aan het van toepassing<br />

worden van de schuldsaneringsregeling ten<br />

onrechte is genoten, valt onder de werking<br />

van de schuldsaneringsregeling, indien het<br />

terugvorderingsbesluit pas na het van toepassing<br />

worden van de schuldsaneringsregeling<br />

is genomen. Die vraag dient bevestigend<br />

te worden beantwoord. Art. 299 lid 1, aanhef<br />

en onder b, Fw bepaalt dat de schuldsaneringsregeling<br />

werkt ten aanzien van vorderingen<br />

op de schuldenaar die na de uitspraak<br />

tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling<br />

ontstaan uit hoofde van – onder<br />

meer – vernietiging van een vóór die uitspraak<br />

met de schuldenaar gesloten overeenkomst.<br />

Een besluit tot intrekking van ten<br />

onrechte genoten bijstand met ingang van<br />

een in het verleden gelegen tijdstip dient,<br />

wat betreft de daaruit voortvloeiende verplichting<br />

tot terugbetaling, op één lijn te<br />

worden gesteld met de vernietiging van een<br />

overeenkomst met terugwerkende kracht.<br />

Daarom dient daarop de bepaling van art.<br />

299 lid 1 aanhef en onder b Fw overeenkomstig<br />

te worden toegepast. Het hof heeft dit<br />

miskend.<br />

Volgt vernietiging en verwijzing, overeenkomstig<br />

de conclusie van de A-G.<br />

De A-G bespreekt de toepasselijke regels onder<br />

2.4-2.6.<br />

1758 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 03-07-2015 – AFL. 26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!