Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In elk arrondissement was een voogdijraad aan wie de zorg voor<br />
een minderjarige krachtens een rechterlijke uitspraak kon worden<br />
toevertrouwd. De voogdijraad was de voorloper van de raad voor<br />
de kinderbescherming.<br />
Er waren geen nog geen specifieke <strong>kader</strong>wetten op het terrein van<br />
hulp en bijstand aan jeugdigen.<br />
4.2.1.3 Wijzigingen<br />
Conclusie<br />
Het BW bood het <strong>kader</strong> voor kinderbescherming. De wet van<br />
12 februari 1901, Stb. 64, houdende beginselen en voorschriften<br />
omtrent maatregelen ten opzichte van jeugdigen gold ook na<br />
1945. Zij bevatte regels voor de tenuitvoerlegging van civielrechtelijke<br />
én strafrechtelijke maatregelen.<br />
Op 1 juli 1965 traden de Beginselenwet voor de kinderbescherming<br />
en het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming in werking. Zij bevatten<br />
regels over de tenuitvoerlegging van straffen en strafrechtelijke<br />
en civielrechtelijke maatregelen. Wet en besluit zijn bijna<br />
25 jaar van toepassing geweest.<br />
De wet was beknopt en bevatte enkele regels over het College van<br />
Advies voor de kinderbescherming, particuliere instellingen,<br />
particuliere inrichtingen en tehuizen, de bekostiging daarvan,<br />
rijksinrichtingen, en de tenuitvoerlegging van terbeschikkingstelling<br />
van de regering, plaatsing in een inrichting voor buitengewone<br />
behandeling, en van het arrest.<br />
Het Uitvoeringsbesluit bevatte een groot aantal uitvoeringsregels<br />
inzake deze onderwerpen.<br />
Particuliere instellingen, particuliere inrichtingen en tehuizen<br />
en rijksinrichtingen waren belast met de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen<br />
en met de tenuitvoerlegging van<br />
straffen en maatregelen. Civielrechtelijke en strafrechtelijke<br />
plaatsingen gingen tezamen.<br />
De minister van Justitie had eindverantwoordelijkheid op het<br />
terrein van de kinderbescherming.<br />
Op 1 juli 1989 is de Wet op de jeugdhulpverlening (Wjhv) in<br />
werking getreden. De Wjhz viel onder de verantwoordelijkheid van<br />
de ministers van VWS en van Justitie. Zij zou 16 jaar standhouden.<br />
Met de inwerkingtreding van de Wjhv zijn de Beginselenwet voor<br />
de kinderbescherming en het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming<br />
komen te vervallen.<br />
De Wjhv was een <strong>kader</strong>- en bekostigingswet met regels over de<br />
planning en kwaliteit van, de samenwerking bij en de voorwaarden<br />
voor jeugdhulpverlening. De Wjhv had als uitgangspunt dat<br />
de rijksoverheid, de provincies en het particulier initiatief ieder<br />
vanuit de eigen verantwoordelijkheid gestalte geven aan de<br />
jeugdhulpverlening. Zij beoogde de samenhang op het terrein<br />
van de jeugdhulpverlening te vergroten en de verzuiling binnen<br />
de overheid en de uitvoeringsorganisaties tegen te gaan. De Wjhv<br />
ging uit van territoriale decentralisatie: een groot deel van de<br />
taken van het Rijk werd overgeheveld naar de provincies.<br />
Jeugdhulpverlening omvatte activiteiten die zijn gericht op het bij<br />
jeugdigen voorkomen, verminderen of opheffen van problemen of<br />
stoornissen van lichamelijke, geestelijke, sociale of pedagogische<br />
aard die hun ontwikkeling naar volwassenheid ongunstig konden<br />
beïnvloeden.<br />
Jeugdhulpverlening bestond uit 4 onderdelen: (1) pleegzorg, 2)<br />
residentiële hulpverlening, (3) semiresidentiële hulpverlening en<br />
(4) ambulante hulpverlening, dat is hulpverlening, anders dan<br />
bedoeld onder 1, 2 of 3.<br />
Aan de Wjhv lagen de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit<br />
als uitgangspunt ten grondslag. Hulpverlening moest<br />
plaatsvinden in de minst ingrijpende vorm, zo dicht mogelijk bij<br />
de plaats waar de jeugdige duurzaam verbleef en gedurende een<br />
zo kort mogelijke periode en moest ook overigens voldoen aan de<br />
eis dat zij voor de jeugdige de meest aangewezene was te achten.<br />
Vrijwillige hulpverlening had de voorkeur boven de justitiële hulpverlening.<br />
Liever ambulante hulpverlening dan (semi-)residentiële<br />
hulpverlening en liever pleegzorg dan plaatsing in een tehuis.<br />
Gezinsvoogdijinstellingen hadden een belangrijke taak bij de<br />
uitvoering van de Whjv.<br />
De minister van Justitie subsidieerde of hield in stand inrichtingen<br />
voor justitiële kinderbescherming (d.w.z. landelijke voorzieningen<br />
van residentiële hulpverlening, bestemd voor de tenuitvoerlegging<br />
van straffen en maatregelen, het ondergaan van voorlopige hechtenis,<br />
alsmede voor jeugdigen met zodanige gedragsproblemen<br />
dat zij door de kinderrechter of door een voogdijinstelling aldaar<br />
werden geplaatst).<br />
Sedert 1 januari 2005 geldt de Wet op de jeugdzorg (Wjz).<br />
Deze wet komt in de plaats van de Wjhv, en bouwt daarop voort.<br />
De Wjz heeft een drieledig doel: (1) vestiging van een wettelijke<br />
aanspraak op jeugdzorg, (2) verwezenlijking van een samenhangend<br />
aanbod van jeugdzorg dat aansluit bij de behoefte aan zorg,<br />
en (3) nieuwe regeling van de toegang tot en de bekostiging van<br />
de jeugdzorg.<br />
Het bureau jeugdzorg vormt het centrale loket per regio. In de<br />
bureaus jeugdzorg vindt integratie plaats van de vrijwillige jeugdhulpverlening,<br />
de justitiële kinderbescherming, de jeugdreclassering<br />
en het advies- en meldpunt kindermishandeling. Uitvoering<br />
van taken op het terrein van de kinderbescherming en de jeugdreclassering<br />
die behoorden tot de taken van de gezinsvoogdijinstellingen,<br />
worden toebedeeld aan de bureaus jeugdzorg.<br />
De provincies ontvangen doeluitkeringen voor de bekostiging van<br />
de jeugdzorg.<br />
<strong>Beschrijving</strong><br />
De wet van 12 februari 1901, Sb. 64, houdende beginselen en voorschriften<br />
omtrent maatregelen ten opzichte van jeugdigen bevatte<br />
regels voor de tenuitvoerlegging van civielrechtelijke en strafrechtelijke<br />
maatregelen (Kinderbeginselenwet). Zij is van kracht<br />
gebleven tot de inwerkingtreding van de Beginselenwet voor de<br />
kinderbescherming en het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming<br />
in 1965. Zie over de Kinderbeginselenwet ook par. 4.3.2.2.).<br />
Bij de wet van 10 juli 1947, Sb. H 232, in werking getreden op<br />
1 september 1948, is een grondige wijziging van het kinderrecht<br />
in boek I van het BW van kracht geworden. De titels 15 en<br />
37