Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
en maatregelen in het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming. Het<br />
Uitvoeringsbesluit was gebaseerd op de Beginselenwet kinderbescherming<br />
die met de inwerkingtreding van de Wjhv is vervallen.<br />
Het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht had betrekking op<br />
de uitvoering van de maatregelen van tbs en plaatsing in een<br />
inrichting voor buitengewone behandeling, van straffen van arrest<br />
en plaatsing in een tuchtschool, het verstrekken van informatie<br />
aan het openbaar ministerie en de raden voor de kinderbescherming<br />
met betrekking tot de persoon ten aanzien van wie een<br />
voorwaardelijke veroordeling was uitgesproken dan wel een<br />
beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling was genomen<br />
en de wijze waarop een voorwaardelijke invrijheidsstelling werd<br />
uitgelokt.<br />
De bepalingen kwamen grotendeels overeen met de desbetreffende<br />
bepalingen van het Uitvoeringsbesluit kinderbescherming.<br />
Uitgangspunt was dat straffen en maatregelen van jeugdrecht<br />
werden ten uitvoer gelegd in rijksinrichtingen en particuliere<br />
inrichtingen voor justitiële kinderbescherming, als bedoeld in<br />
artikel 65 van de Wjhv.<br />
T.a.v. tbs. Na ontvangst van de uitspraak waarbij de jeugdige tbs<br />
was gesteld, zond de raad voor de kinderbescherming het dossier<br />
aan de minister met een advies hoe ten aanzien van de jeugdige<br />
te handelen. De minister bracht zijn beslissing ter kennis van het<br />
openbaar ministerie dat zo nodig zorgde voor overbrenging van<br />
de jeugdige naar zijn plaats van bestemming (artikelen 2 en 3<br />
besluit).<br />
De voorziening vanwege de regering in de opvoeding en verzorging<br />
kon te allen tijde - op een voorstel van de directeur of van het<br />
bestuur van de voogdijinstelling, of van de raad voor de kinderbescherming<br />
(na overleg met directeur of bestuur) - door de minister<br />
worden beëindigd, indien het doel van de voorziening bereikt was<br />
of beter op een andere wijze kon worden bereikt. De jeugdige<br />
kon ook voorwaardelijk worden ontslagen. Aan voorwaardelijk<br />
ontslag waren steeds de algemene voorwaarden verbonden dat<br />
de ontslagene zich gedroeg overeenkomstig de aanwijzingen van<br />
degene die hulp en steun verleende, deze alle gevraagde inlichtingen<br />
verstrekte, hem informeerde over een verandering van<br />
betrekking of woonplaats en dat hij zich niet schuldig zou maken<br />
aan een strafbaar feit. Een gezinsvoogdijinstelling of een particulier<br />
persoon werd belast met het verlenen van hulp en steun ten<br />
behoeve van de naleving van de voorwaarden. Deze bracht ten<br />
minste 1 maal per 3 maanden verslag uit van zijn bevindingen aan<br />
de raad voor de kinderbescherming. Hij deed bovendien aan de<br />
raad meteen mededeling van ter kennis gekomen misdrijven en<br />
andere bijzondere voorvallen. Het openbaar ministerie informeerde<br />
de raad over elk misdrijf dat de voorwaardelijk ontslagene<br />
had begaan en over een overtreding van de voorwaarden. Bij<br />
overtreding van de voorwaarden zond degene die hulp en steun<br />
verleende, of de raad voor de kinderbescherming de minister een<br />
voorstel tot intrekking of schorsing van het voorwaardelijk ontslag<br />
dan wel een voorstel om zulks niet te doen. Een voorstel tot<br />
intrekking of schorsing was ook mogelijk, indien het belang van de<br />
jeugdige zulks bepaaldelijk vorderde. (artikelen 6 tot en met 8,<br />
10 en 12 tot en met 14 besluit).<br />
Ook de rechter kon de tbs vervroegd (voorwaardelijk) beëindigen.<br />
Hij besliste na ontvangst van een verslag van de minister over het<br />
verloop van de tbs. Dit verslag zond de minister uiterlijk 2 maanden<br />
voor het verstrijken van de termijn van 2 jaar. De bepalingen<br />
over voorwaardelijk ontslag door de minister waren van overeenkomstige<br />
toepassing. De rechter kon het voorwaardelijk ontslag<br />
intrekken of schorsen wegens overtreding van de voorwaarden of<br />
in het belang van de jeugdige (artikelen 16 tot en met 25 besluit).<br />
De artikelen met betrekking tot de tbs waren van overeenkomstige<br />
toepassing op de maatregel van plaatsing in een inrichting<br />
voor buitengewone behandeling (artikel 22 besluit).<br />
Het arrest werd zo spoedig mogelijk ten uitvoer gelegd en ondergaan<br />
op een plaats zo dicht mogelijk bij de woonplaats van de<br />
jeugdige. Het arrest kon geheel of gedeeltelijk in afzondering worden<br />
doorgebracht, met instemming van de veroordelende rechter<br />
(artikelen 23 en 24 besluit).<br />
T.a.v. voorwaardelijke veroordeling. Degene die met het verlenen<br />
van hulp en steun was belast, bracht ten minste eenmaal per 3<br />
maanden verslag uit van zijn bevindingen aan de raad voor de kinderbescherming.<br />
Strafbare feiten en andere bijzondere voorvallen,<br />
de voorwaardelijk veroordeelde betreffende, deelde hij terstond<br />
aan de raad mee. Het openbaar ministerie informeerde de raad<br />
onder meer over een onherroepelijke uitspraak waarbij bewezen<br />
was verklaard dat de voorwaardelijk veroordeelde gedurende de<br />
proeftijd een strafbaar feit had gepleegd of over een overtreding<br />
van de voorwaarden. De raad gaf het desbetreffende openbaar<br />
ministerie kennis van alle relevante informatie over de voorwaardelijk<br />
veroordeelde (artikelen 25 tot en met 28 besluit).<br />
T.a.v. de voorwaardelijke invrijheidstelling. Indien het hoofd<br />
van de inrichting waarin de plaatsing in een tuchtschool of het<br />
arrest werd ondergaan (of degene aan wie de minderjarige was<br />
toevertrouwd, wanneer deze het arrest elders onderging), van<br />
mening was dat de gestrafte voorwaardelijk in vrijheid behoorde<br />
te worden gesteld, deed hij een voorstel daartoe aan het openbaar<br />
ministerie. De raad voor de kinderbescherming bracht hierover<br />
advies uit aan het openbaar ministerie, dat daarop een beslissing<br />
nam. Degene die met het verlenen van hulp en steun was belast,<br />
bracht ten minste eenmaal per 3 maanden verslag uit van zijn<br />
bevindingen aan de raad voor de kinderbescherming. Strafbare<br />
feiten en andere bijzondere voorvallen, de voorwaardelijk in vrijheid<br />
gestelde betreffende, deelde hij terstond aan de raad mee.<br />
Het openbaar ministerie informeerde de raad voor de kinderbescherming<br />
onder meer over een onherroepelijke uitspraak waarbij<br />
bewezen was verklaard dat de voorwaardelijk veroordeelde gedurende<br />
de proeftijd een strafbaar feit had gepleegd, een misdraging<br />
of overtreding van de voorwaarden. De raad gaf het desbetreffende<br />
openbaar ministerie kennis van alle relevante informatie<br />
over de voorwaardelijk in vrijheid gestelde (artikelen 29 tot en<br />
met 35 besluit).<br />
Op 1 september 1995 is het Besluit tenuitvoerlegging jeugdstrafrecht<br />
1994 in werking getreden (Besluit van 12 december 2004,<br />
Stb. 866). Dit besluit was een gevolg van de grote herziening van<br />
het jeugdstrafrecht van 1995. Dit besluit is in de plaats gekomen<br />
79