Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1 Facultatief Protocol van de VN inzake de<br />
verkoop van kinderen, kinderprostitutie<br />
en kinderpornografie bij het Verdrag<br />
inzake de rechten van het kind<br />
Dit protocol is op 25 mei 2000 te New York tot stand gekomen<br />
(Tbr. 2001, 63). Het is op 18 januari 2002 in werking getreden (voor<br />
Nederland op Het protocol gaat niet over de aanpak van seksueel<br />
misbruik. Het betreft in hoofdzaak de bestrijding van seksuele<br />
uitbuiting van kinderen.<br />
Het protocol verplicht tot strafbaarstelling van:<br />
a. in het <strong>kader</strong> van de verkoop van kinderen (1) het aanbieden,<br />
afleveren of aanvaarden van een kind, ongeacht op welke wijze,<br />
met als doel: de seksuele uitbuiting van het kind, de overdracht<br />
met winstoogmerk van organen, het onderwerpen van het kind<br />
aan gedwongen arbeid; (2) het als tussenpersoon onrechtmatig<br />
verkrijgen van toestemming voor de adoptie van een kind in strijd<br />
met het internationale adoptierecht; b. het aanbieden, verwerven,<br />
aanwerven of ter beschikking stellen van een kind voor kinderprostitutie;<br />
c. het vervaardigen, distribueren, verspreiden, importeren,<br />
exporteren, aanbieden, verkopen of bezitten voor bovengenoemde<br />
doeleinden, van kinderpornografie; Kinderpornografie<br />
is elke afbeelding, op welke wijze dan ook, van een kind dat<br />
betrokken is bij, werkelijke of gesimuleerde, expliciete seksuele<br />
gedragingen of elke afbeelding van de geslachtsorganen van een<br />
kind voor primair seksuele doeleinden (artikelen 2 en 3). Partijen<br />
nemen alle passende maatregelen gericht op een doeltreffend<br />
verbod van de vervaardiging en verspreiding van materiaal dat<br />
voornoemde strafbare feiten propageert (artikel 9, vijfde lid). Het<br />
protocol verplicht tot strafrechtelijke samenwerking (artikelen 5<br />
tot en met 7 en 10). Het protocol beoogt de positie van het slachtoffer<br />
(tijdens het strafproces) te verbeteren (artikelen 8 en 9).<br />
Het protocol is mede inspiratiebron geweest voor instrumenten<br />
inzake bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen die in het<br />
<strong>kader</strong> van de Raad van Europa en de EU tot stand zijn gekomen.<br />
2 Raad van Europa<br />
2.1 Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke<br />
of vernederende behandeling of bestraffing<br />
Het op 26 november 1987 tot stand gekomen verdrag (Trb.<br />
1988,19) voorziet in de instelling van een Europees Comité inzake<br />
de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende<br />
behandelingen of bestraffingen. Het is op 1 februari 1989 (voor<br />
Nederland) in werking getreden. Dit comité onderzoekt, door<br />
middel van bezoeken, de behandeling van personen die van hun<br />
vrijheid zijn beroofd, teneinde de bescherming van deze personen<br />
tegen foltering en onmenselijke of vernederende behandeling,<br />
indien noodzakelijk, te versterken (artikel 1). Een staat die partij<br />
is laat bezoeken toe op elke plaats waar vanwege de overheid<br />
personen gedetineerd zijn (artikel 2). Het Comité meldt van te<br />
voren aan de desbetreffende staat dat het van plan is een bezoek<br />
af te leggen. De staat verleent alle nodige medewerking (toegang<br />
tot het land en reizen zonder beperkingen, volledige informatie<br />
over en toegang tot plaatsen waar gedetineerden zijn, alle verdere<br />
informatie) (artikel 8). Het comité stelt een verslag op van de door<br />
haar geconstateerde feiten en kan daarbij aanbevelingen doen.<br />
Het kan ook overleg plegen met een land om voorstellen te doen<br />
tot verbetering van de bescherming van gedetineerden. Als een<br />
partij niet meewerkt of weigert verbeteringen aan te brengen, kan<br />
het comité in het openbaar een verklaring afleggen over de zaak<br />
(artikel 10).<br />
Het verdrag draagt aan bij aan een humane tenuitvoerlegging van<br />
vrijheidsbenemende straffen of maatregelen.<br />
2.2 Verdrag van de Raad van Europa van 23 november 2001<br />
inzake computercriminaliteit<br />
Dit verdrag wordt genoemd, omdat het een bepaling inzake<br />
kinderpornografie bevat (artikel 9). Het is op 1 juli 2004 in werking<br />
getreden (voor Nederland op 1 maart 2007). Deze bepaling introduceert<br />
virtuele kinderpornografie. Ingevolge artikel 9, tweede lid,<br />
onderdelen b en c, omvat kinderpornografie ook afbeeldingen van<br />
een persoon die lijkt op een kind dat is betrokken in seksuele handelingen<br />
en realistische afbeeldingen van een kind dat is betrokken<br />
in seksuele handelingen. Partijen kunnen zich vrijtekenen<br />
van de verplichting tot strafbaarstelling van virtuele kinderporno.<br />
Nederland heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De wet van 13 juli<br />
2002, Stb. 338 (partiële wijziging zedelijkheidswetgeving) strekt<br />
mede tot uitvoering van artikel 9 (zie hoofdstuk 3.2.1.2.).<br />
3 Europese Unie<br />
3.1 Handvest grondrechten van de EU<br />
Het handvest legt fundamentele rechten voor de burger bindend<br />
vast. De bepalingen zijn gericht tot de instellingen van de EU en<br />
tot de lidstaten voor zover zij het recht van de EU uitvoeren.<br />
Een ieder heeft recht op lichamelijke en geestelijke integriteit<br />
(artikel 3, eerste lid).<br />
Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon<br />
(artikel 6).<br />
Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie-<br />
en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie (artikel 7).<br />
Artikel 24 is gewijd aan de rechten van het kind. Zo hebben kinderen<br />
onder meer recht op bescherming en de zorg die nodig zijn<br />
voor hun welzijn. Bij alle handelingen in verband met kinderen,<br />
door wie ook uitgevoerd, vormen de belangen van het kind een<br />
essentiële overweging. Ieder kind heeft het recht regelmatig persoonlijke<br />
betrekkingen en rechtstreeks contacten met zijn beide<br />
ouders te hebben, tenzij dit tegen zijn belangen indruist.<br />
87