08.09.2013 Views

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Aan een in Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende<br />

vereniging, stichting en instelling van weldadigheid die het<br />

verlenen van leiding en bijstand aan patroons en gezinsvoogden,<br />

het verlenen van hulp en steun aan voorwaardelijk veroordeelden,<br />

in vrijheid gestelde of ontslagen minderjarigen en hun nazorg ten<br />

doel stelde (particuliere gezinsvoogdijinstellingen), kon op verzoek<br />

of na bereidverklaring een opdracht daartoe worden verstrekt,<br />

indien zij zich blijkens een schriftelijke door de minister van Justitie<br />

aanvaarde verklaring van haar bestuur onderwierp aan bij amvb te<br />

stellen voorwaarden als hiervoor genoemd. Ook hier berustte het<br />

toezicht bij de minister met bijstand van de raden voor kinderbescherming<br />

(artikel 4 wet).<br />

Minderjarigen die stonden onder voogdij van een particuliere<br />

voogdijinstelling of voorlopig aan de zorg van de raden voor<br />

kinderbescherming waren toevertrouwd, dan wel ter beschikking<br />

van de regering of onder toezicht waren gesteld, konden worden<br />

opgenomen in door de minister goedgekeurde opvanghuizen,<br />

observatiehuizen, inrichtingen voor opvoeding en inrichtingen<br />

voor buitengewone behandeling (zogenoemde particuliere<br />

inrichtingen en tehuizen). Ter verkrijging van goedkeuring moest<br />

het bestuur van de rechtspersoon die de inrichting of het tehuis<br />

exploiteerde, schriftelijke verklaren zich te onderwerpen aan<br />

bij amvb te stellen voorwaarden. De minister moest zich ervan<br />

overtuigen dat aan de voorwaarden was voldaan. De voorwaarden<br />

betroffen onder meer de staf, het aantal en de bekwaamheid<br />

van het personeel, de geestelijk en lichamelijke gezondheid<br />

van de minderjarigen, hun aantal, geslacht, leeftijd, opleiding en<br />

verblijfsduur, en het op hen te houden toezicht. Het toezicht op<br />

de naleving van de voorwaarden was in handen van de minister<br />

(artikel 5 wet).<br />

Opvanghuizen waren bestemd voor de voorlopige opneming van<br />

minderjarigen die onverwijld moesten worden opgenomen en<br />

wier bestemming nog niet was bepaald. De duur was maximaal<br />

een maand (behalve bij voorlopige hechtenis), met de mogelijkheid<br />

van verlenging van maximaal twee maal een maand (artikel 6<br />

wet). Observatiehuizen waren bestemd voor onderzoek naar de<br />

persoonlijkheid van minderjarigen, voor zover zulk onderzoek<br />

niet buiten een inrichting kon plaatsvinden. De verblijfsduur was<br />

maximaal 5 maanden (artikel 7 wet). Ten aanzien van inrichtingen<br />

voor opvoeding werd bij amvb een onderverdeling gegeven met<br />

het oog op de aard en de omvang van de inrichting, de geestelijke<br />

en lichamelijke gesteldheid en de leeftijd van de op te nemen minderjarigen,<br />

het onderwijs en de arbeid binnen en buiten de inrichting<br />

(artikel 8 wet). Inrichtingen voor buitengewone behandeling<br />

waren bestemd voor verpleging van zeer moeilijk opvoedbare<br />

sociaal-onaangepaste minderjarigen wier behandeling niet<br />

mogelijk was in een inrichting voor opvoeding. Aldaar konden<br />

worden opgenomen minderjarigen aan wie de strafrechtelijke<br />

maatregel tot plaatsing in zo een inrichting was opgelegd<br />

(artikel 9 wet).<br />

De artikelen 10 tot en met 14 bevatten bepalingen over bekostiging<br />

van particuliere instellingen, inrichtingen en tehuizen.<br />

Er waren rijksinrichtingen die werden onderscheiden in opvangtehuizen,<br />

observatiehuizen, tuchtscholen, inrichtingen voor<br />

opvoeding en inrichtingen voor buitengewone behandeling<br />

(artikel 15 wet).<br />

Rijksopvanghuizen waren bestemd voor de voorlopige opneming<br />

van minderjarigen die onverwijld moesten worden opgenomen<br />

en wier bestemming nog niet was bepaald en voor de tenuitvoerlegging<br />

van de straf van arrest, voor zover opneming in een<br />

particuliere inrichting niet mogelijk was. De duur was maximaal<br />

1 maand (behalve bij voorlopige hechtenis), met de mogelijkheid<br />

van verlenging van maximaal twee maal 1 maand (artikel 16<br />

wet). De bestemming van rijksobservatiehuizen was identiek aan<br />

observatiehuizen (artikel 17 wet). Tuchtscholen waren bestemd<br />

voor minderjarigen die tijdelijk bijzondere tucht behoefden.<br />

Daarin werden slechts opgenomen minderjarigen aan wie de straf<br />

van plaatsing in een tuchtschool of arrest was opgelegd of die de<br />

kinderrechter ingevolge in het <strong>kader</strong> van de ondertoezichtstelling<br />

deed opnemen (artikel 18 wet). Rijksinrichtingen waren bestemd<br />

voor opvoeding van tbr-gestelde minderjarigen of van hen die<br />

de kinderrechter in het <strong>kader</strong> van de ondertoezichtstelling deed<br />

opnemen, voor zover opneming in een particuliere inrichting<br />

niet mogelijk was. Onder dezelfde voorwaarden was opneming<br />

mogelijk van minderjarigen aan wie de straf van arrest was<br />

opgelegd. Ook konden daarin worden opgenomen minderjarigen<br />

die onder voogdij van een voogdijinstelling stonden (artikel 19<br />

wet). Rijksinrichtingen voor buitengewone behandeling hadden<br />

dezelfde bestemming als particuliere inrichtingen; opneming was<br />

mogelijk als in die laatst genoemde inrichtingen geen plaats was.<br />

In rijksinrichtingen konden minderjarigen worden opgenomen<br />

aan wie de maatregel van de tbs of plaatsing in een inrichting voor<br />

buitengewone behandeling was opgelegd of die de kinderrechter<br />

in het <strong>kader</strong> van de ondertoezichtstelling deed opnemen of die<br />

onder voogdij van een voogdijinstelling stonden (artikel 20 wet).<br />

De leiding van een rijksinrichting berustte bij de directeur onder<br />

verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Bij iedere<br />

inrichting was een commissie van toezicht (artikel 21 wet).<br />

In rijksinrichtingen opgenomen minderjarigen werden in de gelegenheid<br />

gesteld om persoonlijk contact met geestelijke verzorgers<br />

te onderhouden (artikel 23 wet).<br />

Bij tbs of bij plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling<br />

droeg de minister de opvoeding en verantwoordelijkheid<br />

onderscheidenlijk de behandeling van de minderjarige op aan een<br />

particuliere instelling op haar verzoek of na haar bereidverklaring,<br />

of deed hij de minderjarige opnemen in een rijksinrichting. Daarbij<br />

lette hij onder meer op het advies van de rechter die het vonnis<br />

uitsprak en op de wens van degene die het gezag uitoefende over<br />

de minderjarige (artikelen 27 en 28 wet).<br />

De straf van arrest werd ten uitvoer gelegd in een particulier<br />

opvanghuis of in een particuliere inrichting voor opvoeding die<br />

desgevraagd door de minister waren goedgekeurd en die over de<br />

mogelijkheid van afzondering beschikte, of in rijksopvanghuizen,<br />

tuchtscholen, rijksinrichtingen voor opvoeding of een plaats die<br />

door de kinderrechter was aangewezen (artikel 30 wet).<br />

Met ingang van 1 juli 1989 is de Wet op de jeugdhulpverlening<br />

(Wjhv) (volledig) in werking getreden (wet van 8 augustus 1989,<br />

39

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!