08.09.2013 Views

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Een verzoek daartoe liep via de raad voor de kinderbescherming<br />

die daarover de minister adviseerde. De overbrenging naar de<br />

rijksinrichting van overheidswege geschiedde door de zorg van<br />

de officier van justitie. De directeur kon het verblijf beëindigen in<br />

overeenstemming met de voogdijinstelling. Ook de minister kon<br />

het verblijf beëindigen na het horen van die instelling (artikelen<br />

178 tot en met 182 besluit).<br />

Onder het regime van de Wjhv – geldig van 1 juli 1989 tot 1 januari<br />

2005 - waren particuliere instellingen verantwoordelijk voor de<br />

uitvoering van de jeugdhulpverlening in de praktijk, en voor de<br />

kwaliteit daarvan.<br />

Bij amvb’s waren kwaliteitseisen gesteld aan de jeugdhulpverlening<br />

in het algemeen (artikel 35 Wjhv), aan (gezins-)voogdijinstellingen<br />

(artikel 60, vierde lid, Wjhv) en aan rijks- en particuliere<br />

inrichtingen voor justitiële kinderbescherming (artikel 66 Wjhv).<br />

Deze bepalingen waren voor een deel overgenomen uit het<br />

Uitvoeringsbesluit kinderbescherming.<br />

In het besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening van 6 september<br />

1990 (nadien nog verscheidene malen gewijzigd) waren algemene<br />

regels omtrent kwaliteit neergelegd.<br />

Zo moest een uitvoerder voor elke voorziening die hij in stand<br />

hield, een werkplan opstellen, gerelateerd aan de functies en<br />

werkzaamheden van die voorziening. Dat plan bevatte in ieder<br />

geval onder meer: de uitgangspunten voor het beleid van de<br />

voorziening afgestemd op de problemen en stoornissen van<br />

de jeugdigen, personeelformatie alsmede de wijze waarop de<br />

verantwoordelijkheden voor de diverse taken binnen de voorziening<br />

waren verdeeld, waarbij werd aangegeven of en onder welke<br />

voorwaarden de uitvoerder gebruik maakte van diensten van<br />

personen die anders dan als beroepskracht werkzaam waren, de<br />

omvang en inrichting van de accommodatie gerelateerd aan de op<br />

basis van de doelstelling uit te oefenen functies en werkzaamheden<br />

en de doelgroep, en de wijze van behandeling van klachten.<br />

Het plan (en eventuele wijzigingen) werd toegezonden aan de<br />

beide ministers en aan de Inspectie voor de jeugdhulpverlening en<br />

jeugdbescherming (artikel 2).<br />

Het bestand van personeel in dienst van de voorziening en van<br />

personen die anderszins bij de voorziening als beroepskracht<br />

werkzaam waren, was zowel kwalitatief als kwantitatief afgestemd<br />

op de op basis van de doelstelling uit te oefenen functies en<br />

werkzaamheden en op de doelgroep. De dagelijkse leiding van de<br />

voorziening berustte bij een beroepskracht (artikel 3).<br />

Voorts moest de uitvoerder een hulpverleningsplan voor iedere<br />

jeugdige vaststellen. Dat plan bevatte in ieder geval onder meer:<br />

een beschrijving, op basis van een diagnose, van het voorgenomen<br />

hulpverleningsproces, in relatie tot de doelen, met vermelding<br />

van de bij de hulpverlening in te schakelen deskundigen en<br />

van evaluatiemomenten, een vermelding van de hulpverlener die<br />

voor het gehele proces van hulpverlening contactpersoon was<br />

voor de bij de hulpverlening betrokken cliënten en instanties, in<br />

geval van pleegzorg een omschrijving van de rol van de pleegouders<br />

in het hulpverleningsproces en van de wijze waarop de<br />

begeleiding van de pleegouders werd vorm gegeven. Het plan<br />

kwam niet tot stand dan na overleg met de jeugdige, ouders,<br />

wettelijke vertegenwoordigers, kinderrechter (bij ondertoezichtstelling)<br />

en pleegouders (bij pleegzorg), en niet dan na overeenstemming<br />

met de gezins)voogdijinstelling en raad voor de<br />

kinderbescherming, voor zover betrokken (artikel 5). Dat gold<br />

ook voor de uitvoerder van een voorziening van (semi)residentiële<br />

voorziening. Indien de problemen en stoornissen van de jeugdige<br />

dit nodig maakten, kwam het plan tot stand op grond van multidisciplinaire<br />

oordeelsvorming (artikel 12).<br />

De uitvoerder van een voorziening van residentiële hulpverlening<br />

stelde een reglement vast waarin de regel en afspraken over de<br />

rechten en verplichtingen van de jeugdige waren vastgelegd. Die<br />

konden slechts gerelateerd zijn aan de leeftijd, de specifieke problemen<br />

of de behandeling van de jeugdige, dan wel gerelateerd<br />

aan de rechten en vrijheden van de mede bewoners (artikel 16).<br />

De uitvoerder van pleegzorg belastte een of meer beroepskrachten<br />

die over specifieke deskundigheid op het terrein van de<br />

pleegzorg beschikten, met de werkbegeleiding van degenen die<br />

in de pleegzorg werkzaam waren. De uitvoerder van een centrale<br />

voor pleeggezinnen moest ervoor zorgen dat beroepskrachten<br />

specifieke deskundigheid bezaten ten aanzien van voorlichting,<br />

werving, selectie en voorbereiding van pleeggezinnen (artikel 18).<br />

In een pleeggezin werden in beginsel niet meer dan 3 pleegkinderen<br />

opgenomen. Een pleegouder was ten minste 21 jaar. Hij of zij<br />

was niet tevens degene die was belast met de begeleiding van het<br />

pleegkind, de pleegouders en de ouders. De pleegouder beschikte<br />

voorafgaande aan de plaatsing over een verklaring van geen<br />

bezwaar, afgegeven door de raad voor de kinderbescherming. De<br />

geschiktheid van het pleeggezin was voorafgaand aan de plaatsing<br />

beoordeeld door de voorziening van pleegzorg. De pleegouder<br />

was bereid begeleiding door de voorziening voor pleegzorg te<br />

aanvaarden (artikel 19).<br />

Het Besluit kwaliteitsregels en taken voogdij- en gezinsvoogdijinstellingen<br />

van 18 juni 1990 (nadien nog verscheidene malen<br />

gewijzigd) bevatte kwaliteitsregels voor (gezins)voogdijinstellingen.<br />

Deze kwamen – voor zover in dezen van belang – goeddeels<br />

overeen met de hierboven genoemde regels.<br />

De statuten van de instelling (en wijzigingen daarin) werden ter<br />

kennis gebracht van de minister van Justitie (artikel 3).<br />

De instelling maakte slechts gebruik van diensten van een persoon<br />

die anders dan als beroepskracht werkzaam was, indien deze<br />

beschikte over voldoende kennis en ervaring om de te verrichten<br />

werkzaamheden te kunnen uitvoeren, schriftelijk verklaarde<br />

duurzaam bij de uitvoerder werkzaamheden te zullen verrichten,<br />

zo nodig een training wilde volgen, en de werkzaamheden onder<br />

verantwoordelijkheid van een daartoe aangewezen beroepskracht<br />

werden verricht (artikel 5).<br />

De taak van de voogdijinstelling omvatte de volledige verantwoordelijkheid<br />

voor de verzorging en opvoeding van jeugdigen<br />

over wie zij de voogdij uitoefende. Daartoe deed zij de jeugdige<br />

in voorzieningen van jeugdhulpverlening of elders verzorgen en<br />

opvoeden. Zij droeg zorg voor de continuïteit in de persoonlijke<br />

contacten met de jeugdige (artikel 9).<br />

59

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!