Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
van opneming van een kind dat bijzondere tucht behoefde, in<br />
een daartoe aangewezen inrichting van ten hoogste 6 maanden<br />
(kind tot 14 jaar) of 1 jaar (kind vanaf 14 jaar) kon eenmaal met ten<br />
hoogste 6 maanden worden verlengd (artikel 372b BW).<br />
De voogdijraad stelde voorafgaand aan de beslissing omtrent de<br />
ondertoezichtstelling een onderzoek in (artikel 1 Besluit). Voor<br />
een benoeming tot gezinsvoogd kwamen in aanmerking particulieren<br />
en ambtenaren van de kinderwetten. Lichamen op het<br />
gebied der kinderbescherming of opdergelijk gebied werkzaam<br />
(zoals Pro Juventute, Vereniging voor gezinsvoogden) konden de<br />
kinderrechter personen opgeven (leden van die lichamen of anderen)<br />
die bereid waren een taak als gezinsvoogd te aanvaarden en<br />
daarvoor naar hun oordeel aanmerking kwamen. De kinderrechter<br />
wees een persoon niet aan dan nadat hij zich had overtuigd<br />
van de bereidheid een aanwijzing te aanvaarden. De aanwijzing<br />
geschiedde zo veel mogelijk in overleg met de ouders of de voogd.<br />
De kinderrechter hield in het bijzonder rekening met de godsdienstige<br />
gezindheid van het kind en zijn gezin. Hij wees bij voorkeur<br />
een persoon aan in de buurt van het verblijf van het kind. Een<br />
ambtenaar voor de kinderwetten werd alleen aangewezen als een<br />
particulier niet in aanmerking kwam. Een gezinsvoogd trachtte<br />
een op vertrouwen gebaseerde band te leggen met kind en gezin,<br />
en streefde naar een goede verstandhouding met degenen die het<br />
gezag uitoefenden. De gezinsvoogd rapporteerde regelmatig aan<br />
de kinderrechter over zijn bevindingen en meldde strafbare feiten<br />
en bijzondere voorvallen terstond. Hij volgde de wenken en aanwijzingen<br />
van de kinderrechter getrouwelijk op. Gezinsvoogden<br />
informeerden elkaar voor zover nodig.<br />
De kinderrechter kon bevelen dat het kind voor hem werd geleid<br />
en kon zich naar de plaats begeven waar het zich bevond, zo veel<br />
hij nodig achtte (artikelen 2 tot en met 11 Besluit).<br />
Opneming ter observatie geschiedde in particuliere observatiehuizen,<br />
andere particuliere inrichtingen die bereid waren gevonden<br />
tot opneming van minderjarigen, rijksobservatiehuizen, en<br />
rijksopvoedingsgestichten en tuchtscholen overeenkomstig door<br />
de minister te stellen regels. Opneming ter fine van bijzondere<br />
tucht geschiedde in tuchtscholen en rijksopvoedingsgestichten<br />
overeenkomstig door de minister te stellen regels, en in particuliere<br />
inrichtingen die bereid waren gevonden tot opneming van<br />
minderjarigen. Particuliere inrichtingen konden slechts worden<br />
aangewezen na machtiging van de minister (artikelen 16 tot en<br />
met 18 Besluit).<br />
Met ingang van 15 april 1955 is de raad voor de kinderbescherming<br />
in de plaats gekomen van de voogdijraad (als een van de<br />
verzoekers voor ondertoezichtstelling).<br />
Op 1 juli 1956 is de wet van 20 juli 1955, Stb. 323 met enige wijzigingen<br />
van de regeling van de ondertoezichtstelling in werking<br />
getreden.<br />
Aan artikel 371 BW is toegevoegd dat plaatsing van een kind<br />
buiten het gezin, behoudens in de gevallen dat de ouders daartoe<br />
zonder bezwaar van de gezinsvoogd overgaan, uitsluitend kon<br />
geschieden door de kinderrechter op de voet van de artikelen 372a<br />
en 372b BW.<br />
48<br />
Artikel 372b inzake opneming in een inrichting of elders werd ook<br />
gewijzigd.<br />
De kinderrechter kon, indien dit in het belang van de verzorging<br />
en opvoeding van het kind noodzakelijk was (dit criterium kwam<br />
in de plaats van het criterium indien het kind bijzondere tucht behoeft),<br />
het kind doen opnemen in een bij amvb aan te wijzen inrichting of<br />
elders dan in een inrichting. Bij opneming elders kon bij voorbeeld<br />
worden gedacht aan een pleeggezin, kosthuis of grootouders.<br />
Bij de keuze lette de kinderrechter op de wensen van degene<br />
die het gezag over het kind uitoefenden en op de godsdienstige<br />
gezindheid van het kind en zijn gezin.<br />
De duur van de opneming was maximaal 1 jaar. De kinderrechter<br />
kon deze termijn tot maximaal 1 jaar verlengen. Verdere verlenging,<br />
telkens met ten hoogste 1 jaar, was mogelijk, wanneer het<br />
kind 18 jaar of ouder was, wanneer het kind 13 jaar of ouder was,<br />
indien verlenging bepaaldelijk terwille van de voortzetting van zijn<br />
opleiding noodzakelijk was, of wanneer verlenging bepaaldelijk<br />
ter wille van voortzetting van een aangevangen behandeling van<br />
medische aard noodzakelijk was. De termijn voor opneming van<br />
een kind jonger dan 14 jaar in een tuchtschool was ten hoogste 6<br />
maanden.<br />
Het uitvoeringsbesluit van 1948 is bij deze gelegenheid gewijzigd.<br />
Instellingen voor gezinsvoogdij konden aan de raad voor de kinderbescherming<br />
en kinderrechter een persoon opgeven die voor<br />
de taak van gezinsvoogd in aanmerking kwam. Voor een benoeming<br />
tot gezinsvoogd kwamen in aanmerking: (a) leden van instellingen<br />
van gezinsvoogdij, (b) personen in dienst van instellingen<br />
van gezinsvoogdij en (c) overige particuliere personen. Benoeming<br />
van een persoon als bedoeld onder a en c geschiedde niet dan<br />
nadat de kinderrechter zich overtuigd had van de bereidheid tot<br />
aanvaarding van de benoeming. Een persoon als bedoeld onder<br />
b werd niet benoemd, als de betrokken instelling bezwaar had.<br />
Zo’n persoon werd slechts benoemd, als een persoon als bedoeld<br />
onder a niet in aanmerking kwam. De gezinsvoogd trachtte een op<br />
vertrouwen gegronde band met het kind en zijn gezin te leggen,<br />
en streefde zo veel mogelijk naar een goede verstandhouding met<br />
degenen die gezag over het kind hadden. De kinderrechter kon<br />
bevelen dat het kind voor hem werd gebracht; hij kon zich begeven<br />
naar de plaats waar het kind zich bevond, zo vaak als hij dat<br />
nodig achtte (artikelen 3 tot en met 7, 9 en 12 besluit).<br />
De kinderrechter kon het kind ter observatie doen opnemen in<br />
een door de minister goedgekeurd observatiehuis dat bereid was<br />
de minderjarige op te nemen en in een rijksobservatiehuis. Hij<br />
kon het kind voorts doen opnemen in de volgende inrichtingen:<br />
(a) door de minister goedgekeurde particuliere inrichtingen die<br />
bereid waren gevonden de minderjarige op nemen, (b) tuchtscholen,<br />
rijksinrichtingen voor opvoeding en rijksinrichtingen voor<br />
buitengewone behandeling volgens door de minister te stellen<br />
regels, (c) kampen en internaten voor sociale jeugdzorg, onder<br />
beheer en onder toezicht van de minister van Cultuur, Recreatie<br />
en Maatschappelijk werk, (d) overige particuliere inrichtingen<br />
die bereid waren gevonden de minderjarige op nemen, mits, bij<br />
gehele of gedeeltelijke financiering ten laste van de staat, met<br />
machtiging van de minister (artikelen 16 en 17 besluit).