Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Beschrijving juridische kader - Commissie-Samson
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
alternatieve sanctie van meer dan 40 uur of een plaatsing in een<br />
inrichting voor jeugdigen. Geen strafblad werd opgemaakt met<br />
betrekking tot een veroordeelde jeugdige, als de straf of maatregel<br />
hem geheel voorwaardelijk was opgelegd. Ook artikel 7 inzake<br />
de termijn voor verwijdering van het strafblad uit het register werd<br />
gewijzigd. De termijn van 8 jaar gold niet, als de straf of maatregel<br />
(voor een volwassene) geheel voorwaardelijk was opgelegd<br />
en een last tot herroeping niet was gegeven. Bij de toepassing<br />
van jeugdstrafrecht gold ingevolge een nieuw artikel 7a dat een<br />
strafblad werd verwijderd na 4 jaar bij veroordeling tot jeugddetentie<br />
of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, en na 2 jaar in<br />
de overige gevallen.<br />
Op 1 april 2004 is de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens<br />
(wet van 7 november 2002, Stb. 552) en het daarop gebaseerde<br />
Besluit justitiële gegevens (besluit van 25 maart 2004, Stb. 130)<br />
in werking getreden. Deze wetgeving vervangt de Wet op de<br />
justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag. De<br />
verklaring omtrent het gedrag wordt voortaan afgegeven door de<br />
minister van Justitie (zie hiervoor par. 4.2.3.1.).<br />
Inzage in persoonsdossier<br />
De Wjhv kende als uitgangspunt een inzagerecht voor jeugdigen.<br />
Voorts is uitgangspunt dat aan anderen dan de jeugdige geen<br />
informatie over hem wordt verstrekt dan met zijn toestemming<br />
(artikelen 42 en 43).<br />
Klachtprocedures<br />
Op 1 april 1984 is een klachtprocedure voor in rijksinrichtingen<br />
opgenomen jeugdigen in de Beginselenwet voor de kinderbescherming<br />
geïntroduceerd (wet van 6 mei 1982, Stb. 273).<br />
In elke rijksinrichting was een commissie van toezicht. Een<br />
jeugdige kon bij de commissie beklag doen over elke door of<br />
vanwege de directeur gegeven beslissing (een beslissing van een<br />
personeelslid werd geacht genomen te zijn vanwege de directeur)<br />
die zich tot hem persoonlijk richtte of waarbij werd afgeweken<br />
van zijn rechten. De klacht werd behandeld door de voorzitter<br />
of een lid van de commissie. Indien de zaak naar hun oordeel<br />
van eenvoudige aard was, werd deze enkelvoudig afgedaan.<br />
Indien de zaak niet eenvoudig was, werd deze afgedaan door de<br />
klachtencommissie uit de commissie van toezicht. Deze commissie<br />
was ook beroepsinstantie voor beroepen van de jeugdige of de<br />
directeur tegen een beslissing van de voorzitter of een lid van de<br />
commissie van toezicht.<br />
Indien de klacht van de jeugdige gegrond wordt verklaard, wordt<br />
de directeur uitgenodigd zijn beslissing te herzien, tenzij hij een<br />
beroepsmogelijkheid heeft en daarvan gebruik maakt. In bepaalde<br />
gevallen kon beroep worden ingesteld bij het College van<br />
Advies voor de kinderbescherming (artikelen 26a tot en met 26j<br />
Beginselenwet).<br />
Ingevolge de Wjhv was bij elke voorziening van residentiële hulpverlening<br />
– niet zijnde een rijksinrichting - een klachtencommissie.<br />
62<br />
Jeugdigen, hun ouders en stiefouders konden bij die commissie<br />
een klacht indienen over elke door of vanwege de uitvoerder<br />
(instantie die de voorziening in stand houdt) gegeven beslissing<br />
die gericht was tot de klager of deze anderszins in zijn belangen<br />
trof. De klacht werd behandeld door ten minste één lid van de<br />
commissie die niet werkzaam bij de voorziening waarover werd<br />
geklaagd. De commissie hoorde de klager en degene op wie de<br />
klacht betrekking had en bracht vervolgens verslag uit van haar<br />
bevindingen. De uitvoerder liet betrokkenen en de commissie<br />
weten wat zijn standpunt ten aanzien van die bevindingen was<br />
(artikelen 46 tot en met 52 Wjhv).<br />
Ingevolge de Wjhv was in elke rijksinrichting een commissie van<br />
toezicht. De commissie had tot taak toezicht te houden op de<br />
bejegening van de jeugdigen, aan de minister van Justitie advies<br />
uit te brengen omtrent aangelegenheden die de inrichtingen<br />
betroffen en de directeur van advies te dienen. De jeugdige kon bij<br />
deze commissie beklag doen over elke door of vanwege de directeur<br />
van de inrichting gegeven beslissing die zich tot de jeugdige<br />
persoonlijk richtte of waarbij werd afgeweken van de rechten die<br />
de jeugdige aan de in de inrichting geldende voorschriften kon<br />
ontlenen.<br />
Als de zaak van eenvoudige aard was, werd de klacht afgedaan<br />
door de voorzitter of een lid van de commissie van toezicht. Als<br />
de zaak niet van eenvoudige aard was, werd deze behandeld door<br />
een uit drie leden bestaande klachtencommissie, samengesteld uit<br />
de commissie van toezicht. Tegen een beslissing in een eenvoudige<br />
zaak stond beroep open bij de klachtencommissie.<br />
Als het beklag gegrond werd verklaard, nodigde de voorzitter/<br />
lid van de commissie van toezicht dan wel de klachtencommissie<br />
de directeur uit zijn beslissing te herzien. De directeur moest<br />
daaraan gevolg geven tenzij voor hem beroep openstond en hij<br />
daarvan gebruik maakte (artikelen 70 tot en met 80 Wjhv en de<br />
artikelen 36 tot en met 45 van het besluit regels voor justitiële<br />
kinderbescherming).<br />
Tegen een beslissing van de klachtencommissie in eerste aanleg<br />
stond beroep open bij het College van advies voor de justitiële<br />
kinderbescherming (artikelen 79 en 81 tot en met 84 Wjhv en het<br />
Besluit College van advies voor de justitiële kinderbescherming<br />
van 26 februari 1990, Stb. 113).<br />
Bij inwerkingtreding op 1 oktober 1997 van de wet van 29 mei<br />
1997, Stb 273, is het klachtrecht in de Wjhv aanzienlijk uitgebreid.<br />
Er werd een klachtrecht geïntroduceerd voor de jeugdige, diens<br />
ouders, voogd, stiefouders en pleegouders ten aanzien van een<br />
gedraging van een voor uitvoerders en voogdij- en gezinsvoogdijinstellingen<br />
werkzame persoon jegens de jeugdige, diens ouders,<br />
voogd, stiefouders of pleegouders. De klacht werd behandeld<br />
door een klachtencommissie bij de instelling. Tegen een beslissing<br />
van de klachtencommissie stond beroep open bij een provinciale<br />
klachtencommissie (artikelen 46 tot en met 52 Wjhv).<br />
Op 1 september 2001 is met de inwerkingtreding van de<br />
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) de klachtregeling<br />
in de Wjhv inzake rijksinrichtingen voor justitiële kinderbescher-